ECLI:NL:RBDHA:2021:9932

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 september 2021
Publicatiedatum
10 september 2021
Zaaknummer
09/284983-20
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor ontucht met een minderjarige na seksafspraak via chatapp

Op 13 september 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een 53-jarige man, die werd beschuldigd van ontucht met een minderjarige van 15 jaar. De verdachte had een seksafspraak gemaakt met het slachtoffer, die zich in een chatgesprek in de app Kik voordeed als meerderjarige. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich niet voldoende had ingespannen om de werkelijke leeftijd van het meisje te verifiëren, wat leidde tot de verwerping van zijn beroep op afwezigheid van alle schuld. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 180 dagen, waarvan 176 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 200 uren, met bijzondere voorwaarden waaronder een behandelverplichting. De rechtbank overwoog dat de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding gaven om geen langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De zaak benadrukt de bescherming van minderjarigen tegen seksueel misbruik en de verantwoordelijkheid van volwassenen om de leeftijd van hun seksuele partners te verifiëren. De rechtbank wees ook een schadevergoeding van € 1.500,- toe aan het slachtoffer.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/284983-20
Datum uitspraak: 13 september 2021
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1967 te [geboorteplaats] ,
[adres 1]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 30 augustus 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J.M. Eelman en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. W.J. Koops naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 8 november 2020 te Wassenaar,
met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2005, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
te weten het (meermalen)
- duwen/brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of de mond van die [slachtoffer] en/of
- duwen/brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- betasten/strelen van de vagina en/of de borst(en) en/of het lichaam van die [slachtoffer] met zijn, verdachtes, hand(en) en/of vinger(s) en/of
- geven van een (tong)zoen aan die [slachtoffer]

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Inleiding
Op 8 november 2020 heeft in [naam hotel] in Wassenaar een ontmoeting plaatsgevonden tussen [slachtoffer] , [getuige] en de verdachte. Deze ontmoeting vond plaats nadat daarvoor een afspraak was gemaakt. Die afspraak werd gemaakt na een uitvoerig chatgesprek in de groep ‘ [naam groep] ’ in de app ‘ [naam app] ’. In deze app had [slachtoffer] zich aangemeld als [naam] , geboren op [geboortedatum 2] 2000. De verdachte nam ook deel aan deze app conversatie.
Over de gang van zaken tijdens de afspraak in het hotel lopen de lezingen van [slachtoffer] en de verdachte uiteen. [slachtoffer] heeft – kort gezegd – verklaard dat de verdachte seks met haar heeft gehad. De verdachte ontkent dat er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden tussen hem en [slachtoffer] .
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich namens de verdachte primair op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde, omdat geen sprake is geweest van seksueel binnendringen. De verdachte ontkent seksuele handelingen met [slachtoffer] te hebben verricht. Wat er wel is gebeurd, is dat de getuige hem heeft gepijpt, hetgeen hij als opdringerig en onprettig heeft ervaren. Ook hebben de meisjes seksuele handelingen met elkaar verricht. De raadsman heeft benadrukt dat de verdachte consistent is in zijn verklaringen en heeft meegewerkt aan het uitgevoerde forensisch onderzoek. Daarbij is geen bewijs in de vorm van DNA-sporen van de verdachte aangetroffen.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2020337317, van de politie eenheid Den Haag, dienst regionale recherche, afdeling thematische opspring, team zeden (doorgenummerd pagina 1 t/m 205).
1. Het proces-verbaal van aangifte van [naam moeder slachtoffer] , opgemaakt op 8 november 2020, voor zover inhoudende (p. 010-012):
Ik doe aangifte van seksueel misbruik namens mijn dochter [slachtoffer] van (de rechtbank begrijpt: geboren op) [geboortedatum 2] -2005.
2. Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [slachtoffer] , opgemaakt op 14 december 2020, voor zover inhoudende (p. 140 – 145):
Op maandag 14 december 2020 verhoorden wij de getuige [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2005.
Wat voor afspraken heb je gemaakt?
We zouden naar een hotel gaan en dan wat drinken en daarna seks hebben.
Ik zou er 400 euro voor krijgen en [getuige] ook. Toen we seks hebben gehad met [verdachte] heeft hij mij € 350,- gegeven en [getuige] € 450,- gegeven.
We zijn naar de kamer gegaan en hebben wat gedronken. [verdachte] ging douchen en wij hebben ons uitgekleed. We hielden onze onderbroek en BH aan. Ik deed er een kimono overheen en [getuige] een jas. [verdachte] was onder de douche vandaan gekomen en op bed gaan liggen. Over zijn lul had hij een handdoek gelegd. Toen zijn wij ook op bed gaan liggen en zijn gaan zoenen met elkaar. Dan bedoel ik om en om. Ik zoende zowel met [getuige] als met [verdachte] .
We zaten ter hoogte van zijn hoofd. Op een gegeven moment zei [verdachte] dat we op onze buik moesten gaan liggen. Hij ging ons toen beide vingeren. Ik moet nog vertellen dat toen we aan het zoenen waren [getuige] en ik onze kleding helemaal uit hebben gedaan. [verdachte] was gaan zitten met zijn gezicht richting ons hoofd en toen vingerde hij ons. Daarna zijn we weer gaan zoenen en toen heeft hij ook mijn kut gelikt. We hadden ons omgedraaid. [verdachte] was [getuige] nog aan het vingeren en ondertussen likte hij mijn kut. Even later deed hij het andersom, dus likte hij [getuige] en vingerde hij mij. [verdachte] gaf aan hoe we moesten liggen of zitten of wat anders. We moesten toen op onze buik gaan liggen en toen heeft hij ons geneukt. Met neuken versta ik met een lul in mijn kut gaan. Verder likte hij aan mijn tieten en raakte hij mijn billen aan.
3. Het proces-verbaal van verhoor van de [getuige] , opgemaakt op 8 november 2020, voor zover inhoudende (p. 015 – 017):
Mijn vriendin [slachtoffer] had contact met een man, ze had mij gevraagd of ik met haar mee wilde gaan. Ik wist dat wij seks gingen hebben met deze man en we zouden allebei € 400,- krijgen.
Wat is er in de kamer aan seksuele handelingen gebeurd?
We hebben allebei vaginale seks gehad met de man, zoals ik eerder zei, onveilige seks. Ik heb geen orale seks gehad, [slachtoffer] wel. De man heeft ons met zijn hand bevredigd.
4. Het proces-verbaal van aanhouding verdachte, opgemaakt op 8 november 2020, voor zover inhoudende (p. 083 – 085):
Op zondag 8 november 2020 omstreeks 17:39 uur, hielden wij op de locatie [adres 2] te Wassenaar als verdachte aan: [verdachte] .
Ik vroeg de man wat hij hier zojuist in het hotel had gedaan. Ik hoorde dat de man het navolgende verklaarde: ‘Wij, de meiden en ik, hebben in het hotel wat gedronken en hebben samen in bad gezeten. Wij hebben ook seksuele handelingen verricht bij elkaar.’
5. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van de rechtbank op 30 augustus 2021, voor zover inhoudende:
Op 8 november 2020 was ik met [slachtoffer] en [getuige] in een hotelkamer in Wassenaar. [slachtoffer] heeft mij een tongzoen gegeven.
3.5.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 8 november 2020 seksuele handelingen heeft verricht bij [slachtoffer] , die mede hebben bestaan uit seksueel binnendringen. Beide meisjes hebben een gedetailleerde verklaring afgelegd en zij beschrijven dezelfde seksuele gedragingen. Daarnaast verklaren beide meisjes over dezelfde details, zoals waar zij voorafgaand aan de seksuele handelingen over hebben gesproken en de bedragen die zij zouden ontvangen voor de seksuele handelingen. De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer] en de getuige betrouwbaar en deze worden voor het bewijs gebruikt. Dat de verklaringen, in strijd met de waarheid, op elkaar zijn afgestemd, is niet aannemelijk geworden.
Naar het oordeel van de rechtbank vindt de verklaring van [slachtoffer] – naast de verklaring van de getuige – ook op andere plekken steun in het dossier. De rechtbank hecht hierbij waarde aan de inhoud van de chats tussen [slachtoffer] en de verdachte. In de chats beschrijft de verdachte dat hij haar borsten en billen fantastisch vindt. Om ongemakkelijke situaties te voorkomen vraagt de verdachte waar zij qua intimiteit voor open staat, waarbij haar antwoorden ondubbelzinnig seksueel van aard zijn. Vrijwel direct na deze conversatie vertelt de verdachte dat hij gesteriliseerd is, zich regelmatig test en een hekel heeft aan condooms. Op de vraag waarom de verdachte geen gebruik maakt van een goedkopere prostituee antwoordt hij dat hij niet nummer 10 van de dag wil zijn en hij hoopt op een vorm van exclusiviteit en er een vorm van friends with benefits omgang ontstaat. Hij vertelt [slachtoffer] dat zij het type is waar hij op valt, het alleen maar leuker wordt naarmate ze elkaar beter leren kennen en trio’s ook leuk zijn. Bovendien zouden beiden € 400,- krijgen en mochten de meisjes voor de afspraak nieuw ondergoed kopen op rekening van de verdachte. De rechtbank kan de inhoud van dit gesprek niet anders duiden dan dat het de bedoeling was dat er bij de afspraak ook seks zou plaats vinden. De verklaring van de verdachte dat dat niet is gebeurd, omdat hij op het moment zelf geen klik voelde, acht de rechtbank in het licht van de inhoud van de bewijsmiddelen niet geloofwaardig.
De omstandigheid dat uit het DNA onderzoek geen DNA van de verdachte bij aangeefster is aangetroffen doet aan al het voorgaande niet af. In dat verband overweegt de rechtbank dat [slachtoffer] heeft verklaard dat de verdachte niet is klaargekomen, dat zij ter plekke in bad is geweest en dat de zedenset pas twee dagen na de afspraak in het hotel is afgenomen.
Gelet op al het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank de ten laste gelegde gedragingen wettig en overtuigend bewezen.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 8 november 2020 te Wassenaar,
met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2005, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt,
ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
te weten het
- brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina en de mond van die [slachtoffer] en
- betasten van de vagina en de borsten en het lichaam van die [slachtoffer] met zijn, verdachtes, handen en vingers en
- geven van een tongzoen aan die [slachtoffer] ;

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdediging heeft subsidiair het standpunt bepleit dat de verdachte niet strafbaar is en in verband met afwezigheid van alle schuld dient te worden ontslagen van rechtsvervolging. Hiertoe is aangevoerd dat de verdachte niet wist dat [slachtoffer] minderjarig was en in de chat duidelijk had gemaakt dat hij niet met een minderjarige wilde afspreken. [slachtoffer] heeft zich bovendien ook als meerderjarige bij de app [naam app] aangemeld.
De rechtbank stelt het volgende voorop. Artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht heeft als doel de minderjarige onder de 16 jaar te beschermen tegen seksueel contact met volwassenen. De minderjarigheid is in dit wetsartikel een geobjectiveerd bestanddeel. Dat betekent dat dit bestanddeel is bewezen als objectief komt vast te staan dat de minderjarige tussen de 12 en 16 jaar oud was. Voor een bewezenverklaring is dus niet vereist dat de verdachte wist hoe oud het slachtoffer was. De leeftijd is als geobjectiveerd bestanddeel in dit wetsartikel opgenomen ter bescherming van minderjarigen, ook tegen verleidingen die van henzelf kunnen uitgaan.
Een beroep op afwezigheid van alle schuld, dat wil zeggen op het ontbreken van strafrechtelijke relevante verwijtbaarheid, zal, naar vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, niet gemakkelijk kunnen worden aanvaard. Voor het honoreren van een beroep op afwezigheid van alle schuld is onvoldoende dat [slachtoffer] een hogere leeftijd in de app heeft opgegeven dan haar werkelijke leeftijd, en ook nog desgevraagd tegen de verdachte heeft gezegd dat ze niet minderjarig was. Hoe dan ook mocht de verdachte er niet zomaar van uitgaan dat [slachtoffer] 16 jaar (of ouder) was. Een ander oordeel zou ertoe leiden dat strekking van artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht, het bieden van bescherming aan minderjarigen, wordt omzeild. Vast staat dat de verdachte zich niet heeft ingespannen om zekerheid te krijgen over de precieze leeftijd van [slachtoffer] . De verdachte had de mogelijkheid om de leeftijd van [slachtoffer] te verifiëren, bijvoorbeeld door haar legitimatie te vragen, maar dat heeft hij niet gedaan. Er is geen sprake van afwezigheid van alle schuld en het verweer wordt dus verworpen.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering is geadviseerd, waarbij de rechtbank de dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden beveelt.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting verzocht om, indien de rechtbank overweegt om een gevangenisstraf op te leggen, deze geheel voorwaardelijk op te leggen en te combineren met een maximale werkstraf.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met een meisje van vijftien jaar oud door seks met haar te hebben. Dit vond plaats in het kader van een seksafspraak naar aanleiding van een uitgebreid chatgesprek in de groep [naam groep] in de app [naam app] , waar het meisje zich voordeed als een twintigjarige en zich aanbood voor seks tegen betaling.
De verdachte, die zelf 53 jaar oud was ten tijde van het feit, heeft onvoldoende gedaan om zich te vergewissen van de leeftijd van het meisje. Hij heeft haar fysieke en psychische welzijn ondergeschikt gemaakt aan de bevrediging van zijn eigen seksuele behoeften. Op deze manier heeft hij inbreuk gemaakt op de lichamelijke en emotionele integriteit van het meisje en haar ongestoorde (seksuele) ontwikkeling. De ervaring leert dat (jeugdige) slachtoffers van zedendelicten in een later stadium psychisch nadelige gevolgen kunnen ondervinden van hetgeen hen is overkomen.
Gelet op de aard en de ernst van het feit, de gevolgen voor het slachtoffer en gelet op de generale preventie overweegt de rechtbank dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur in beginsel passend is. De rechtbank ziet in de omstandigheden waaronder het feit is begaan en in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte echter aanleiding om hiervan af te zien, en komt op die gronden dan ook tot een aanzienlijk lagere straf dan door de officier van justitie geëist. De omstandigheden die de rechtbank daarbij meeweegt zijn de volgende:
  • De verdachte was niet op zoek naar seks met een minderjarige. Hij verkeerde in de veronderstelling dat alleen meerderjarige personen deelnamen aan de appgroep waarvan hij deel uitmaakte en hij heeft meermalen in de chat gezegd dat hij niet met een minderjarige wilde afspreken.
  • Er was sprake van een eenmalig seksueel contact. Daarbij is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake geweest van dwang of onvrijwilligheid.
  • Verdachte is niet eerder veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
  • De verdachte toonde zich zowel bij de politie, de reclassering als ter zitting geschokt en ontdaan ten aanzien van het feit dat achteraf bleek dat hij met een minderjarige van doen had.
  • De verdachte houdt zich tot op heden aan alle schorsingsvoorwaarden, waaronder de behandeling bij De Waag, die (mede) betrekking heeft op het strafbare feit.
  • De reclassering schat het recidiverisico in als laag en adviseert een (geheel) voorwaardelijke gevangenisstraf.
Vanuit het oogpunt van speciale preventie acht de rechtbank het dan ook niet nodig om verdachte te bestraffen middels een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeer lange duur, zoals geëist door de officier van justitie. De rechtbank is van oordeel dat dit onder de gegeven omstandigheden een te zware straf voor de verdachte zou zijn.
De rechtbank zal daarom gebruik maken van de wettelijke mogelijkheid een taakstraf (voor de duur van 200 uren) op te leggen gecombineerd met een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, waarvan 176 dagen voorwaardelijk. Deze langdurige voorwaardelijke gevangenisstraf legt de rechtbank met name op om de ernst van het feit uit te drukken en om de verdachte ervan te weerhouden zich nogmaals schuldig te maken aan (soortgelijke) strafbare feiten.
De rechtbank ziet zich in deze manier van strafoplegging bij ontucht met een minderjarige gesteund door rechtspraak van hogere instanties in vergelijkbare zaken. De rechtbank verwijst in het bijzonder naar de uitspraken in de zogenoemde Valkenburgse zedenzaak en Winschoter zedenzaak. In beide zaken was eveneens sprake van een seksafspraak gemaakt met een slachtoffer die zich als meerderjarige voordeed en waarbij achteraf pas bleek dat het ging om een minderjarige. In de Valkenburgse zedenzaak heeft de Hoge Raad bepaald dat artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht niet in de weg staat aan de oplegging van een taakstraf in combinatie met een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf. In de Winschoter zedenzaak heeft het hof Arnhem-Leeuwarden onder verwijzing naar de uitspraak van de Hoge Raad voor deze strafmodaliteit gekozen, nadat de rechtbank onvoorwaardelijke gevangenisstraffen vanaf zes maanden had opgelegd.
Dadelijke uitvoerbaarheid voorwaarden
Ondanks dat de reclassering het risico op recidive inschat als laag, acht zij het geïndiceerd de volgende interventies in te zetten.
  • Meldplicht bij de reclassering;
  • Ambulante behandeling;
  • Vermijden contact met minderjarigen;
  • Openheid over relaties / seksualiteit.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gericht is tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten ontucht met een minderjarige. Gelet op de ernst van het feit en de zorgen van de reclassering betreffende het psychosociaal functioneren in combinatie met seksueel overschrijdend gedrag, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarom zal de rechtbank, conform het advies van de reclassering, bevelen dat de hierna op grond van artikel 14c Sr te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 14d Sr uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
7. De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel
[naam moeder slachtoffer] heeft zich namens haar dochter [slachtoffer] als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Zij heeft aanvankelijk een schadevergoeding van € 22.500,- gevorderd: een bedrag van € 17.500 ,- als smartengeld voor haar dochter, € 5.000,- voor zichzelf en een bedrag van € 2.500,- aan materiële kosten. Ter terechtzitting hebben [naam moeder slachtoffer] en [slachtoffer] de rechtbank gevraagd gebruik te maken van de schattingsbevoegdheid van de rechtbank om een redelijk bedrag vast te stellen.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat een bedrag van € 1.500,- aan immateriële schadevergoeding toegewezen kan worden aan de benadeelde [slachtoffer] en dat de vordering voor het overige (voor zover zij ziet op [naam moeder slachtoffer] en op kosten) niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat € 1.500,- een gebruikelijk bedrag is voor soortgelijke situaties en de verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft het toewijzen van een immateriële schadevergoeding tot € 1.500,-. Het overige deel van de vordering wordt door de verdediging uitdrukkelijk betwist.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij [slachtoffer] door het bewezenverklaarde feit schade heeft geleden. Dit is aan de verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 1.500,- vaststellen en dat bedrag toekennen, ten behoeve van [slachtoffer] .
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 22c, 22d, 36f, 245 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

12.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) DAGEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
176 dagen, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich op uiterlijk 14 september 2021 tussen 9:00 en 17:00 uur telefonisch meldt bij de Reclassering Nederland te Utrecht op het [telefoonnummer] . Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, op het adres: Zwarte Woud 2 te Utrecht;
- zich laat behandelen door forensisch psychiatrische polikliniek De Waag, of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling is reeds gestart in het kader van de schorsing van de preventieve hechtenis. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- op geen enkele wijze contact zoekt met minderjarigen en deze contacten zo veel als mogelijk vermijdt. Als contacten onvermijdelijk zijn dan zal dit in overleg met de reclassering plaatsvinden;
- open zal communiceren over zijn relaties en seksualiteit naar de reclassering en De Waag of soortgelijke instelling. Hij zal meewerken aan relatiegesprekken bij De Waag of soortgelijke instelling, indien geïndiceerd.
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
beveelt dat bovengenoemde bijzondere voorwaarden en het -op grond van artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht- uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een taakstraf voor de tijd van
200 (tweehonderd) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
100 (honderd) DAGEN;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 1.500,- en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, te betalen aan [slachtoffer] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten dragen;
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.500-,
ten behoeve van [slachtoffer] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 25 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.M. Gruschke, voorzitter,
mr. A.M.A. Keulen, rechter,
mr. N.R.A. Meerbeek, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C. de Beer, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 september 2021.