Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[Naam], eiser,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 september 2021 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, geboren in 1987 en van Turkse nationaliteit, had een aanvraag ingediend tot wijziging van de beperking verbonden aan zijn verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. De aanvraag werd afgewezen omdat eiser niet voldeed aan de voorwaarden van het Vreemdelingenbesluit 2000, specifiek artikel 3.51, achtste lid, sub b. Eiser kon niet als gezinslid van een Turkse werknemer worden aangemerkt en had niet de vereiste drie jaar als gezinslid in Nederland verbleven. Het bestreden besluit, waarin het bezwaar van eiser ongegrond werd verklaard, volgde op een eerdere afwijzing van zijn aanvraag op 28 oktober 2019.
Tijdens de zitting op 10 juni 2020 zijn partijen niet verschenen. Eiser voerde aan dat hij rechten kon ontlenen aan het arrest Bozkurt van het Hof van Justitie van de Europese Unie, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet op hem van toepassing was. De rechtbank concludeerde dat eiser niet voldeed aan de voorwaarden van artikel 7 van Besluit 1/80, omdat hij niet drie jaar als gezinslid van een Turkse werknemer in Nederland had verbleven. De rechtbank volgde de redenering van verweerder dat eiser geen rechten kon ontlenen aan de standstill-bepaling en dat de aanvraag tot wijziging van de verblijfsvergunning terecht was afgewezen.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie. Eiser kan binnen vier weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.