ECLI:NL:RBDHA:2021:9862

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 september 2021
Publicatiedatum
8 september 2021
Zaaknummer
09/058472-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in drugszaken en wapenbezit na gebrek aan bewijs

Op 8 september 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het bezit van verdovende middelen en een vuurwapen. De zaak kwam voor de rechtbank naar aanleiding van een incident op 28 februari 2021, waarbij de verdachte in een woning in Gouda werd aangetroffen met aanzienlijke hoeveelheden cocaïne en hasj, evenals een doorgeladen vuurwapen. Tijdens de zittingen op 11 juni 2021 en 25 augustus 2021 werd de verdachte bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. L.A. Sjadijeva, terwijl de officier van justitie, mr. J. Roosma, pleitte voor vrijspraak van alle ten laste gelegde feiten.

De tenlastelegging omvatte meerdere beschuldigingen, waaronder het voorhanden hebben van een vuurwapen, het voorbereiden van drugshandel, en het aanwezig hebben van grote hoeveelheden cocaïne en hasj. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. Ondanks het feit dat de verdachte in de woning aanwezig was waar de drugs en het vuurwapen werden aangetroffen, waren er geen overtuigende aanwijzingen dat hij op de hoogte was van de aanwezigheid van deze goederen of dat hij erover kon beschikken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van medeverdachten niet voldoende waren om de verdachte te verbinden aan de aangetroffen goederen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij deze feiten had begaan. Deze uitspraak benadrukt het belang van bewijs in strafzaken en de noodzaak voor de aanklager om overtuigend bewijs te leveren voor een veroordeling.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/058472-21
Datum uitspraak: 8 september 2021
Tegenspraak

Verkort vonnis

De rechtbank Den Haag heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte] ,

[geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] ,
[adres]

De terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 11 juni 2021 (pro forma) en 25 augustus 2021 (inhoudelijke behandeling).
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. L.A. Sjadijeva, is op de terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. J. Roosma heeft gerekwireerd tot vrijspraak van alle aan de verdachte ten laste gelegde feiten.

De tenlasteleggingAan de verdachte is ten laste gelegd dat:

1.
hij op of omstreeks 28 februari 2021 te Gouda tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een semi automatisch pistool, van het merk CZ, type P-10 S, kaliber 9mm (9.19 mm), zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of bijbehorende munitie (9 patronen) voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 28 februari 2021 te Gouda tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, als bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een of meer hoeveelhe(i)d(en) van (een) middel(en) vermeld op lijst I en/of II van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen
- een weegschaal en/of
- een of meer auto(s), al dan niet voorzien van verborgen ruimte(n) en/of
- versnijdingsmiddelen en/of
- een geldbedrag van 37.115 euro en/of
- (een) telefoon(s) en/of
- sealbag(s) en/of
- een sealer en/of
- tas(sen),
voorhanden heeft gehad,
waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
3.
hij op of omstreeks 28 februari 2021 te Gouda tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1485 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op of omstreeks 28 februari 2021 te Gouda tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen stoffen en/of voorwerpen heeft bereid, bewerkt, verwerkt, te koop aangeboden, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd of voorhanden gehad, dan wel vervoermiddelen, ruimten, gelden, andere betaalmiddelen en/of gegevens voorhanden heeft gehad, te weten
- een weegschaal en/of
- een of meer auto(s), al dan niet voorzien van verborgen ruimte(n) en/of
- versnijdingsmiddelen en/of
- een geldbedrag van 37.115 euro en/of
- (een) telefoon(s) en/of
- sealbag(s) en/of
- tas(sen) en/of
- een sealer,
waarvan hij en zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;
5.
hij op of omstreeks 28 februari 2021 te Gouda tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 4,9 kilo, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
6.
hij op of omstreeks 28 februari 2021 te Gouda, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van een voorwerp (contant geldbedrag van 37115 euro)
- de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld, wie de rechthebbende op dit voorwerp is/zijn en/of
- dit voorwerp heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat dit voorwerp, onmiddellijk of middellijk afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf.

Vrijspraak

De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende. De verdachte is op 28 februari 2021 rond 5.35 uur in de ochtend door de politie aangetroffen in een woning waarin op dat moment grote hoeveelheden hasj en cocaïne (kennelijk bestemd voor de handel) alsmede een doorgeladen vuurwapen met munitie aanwezig waren. Ook zijn er goederen in de woning gevonden waarmee strafbare voorbereidingshandelingen met betrekking tot hard- en softdrugs kunnen worden verricht. De verdachte bevond zich op dat moment in de slaapkamer op de eerste verdieping van deze woning. De genoemde hoeveelheden cocaïne en hasj bevonden zich in een (met slot en sleutel afgesloten) kast op de begane grond. Alhoewel een medeverdachte heeft verklaard dat de verdachte eerder die avond met een tas of tassen (met onbekende inhoud) de woning in was gekomen, hetgeen de verdachte stellig heeft ontkend, zijn er naar het oordeel van de rechtbank geen aanwijzingen dat de verdachte van de aanwezigheid van de genoemde goederen in de kast op de hoogte was of hierover kon beschikken. Zo zijn er geen sporen gevonden die de verdachte in direct verband brengen met (één van) de in de kast aangetroffen goederen.

De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S.M. van der Schenk, voorzitter,
mr. M.S. Neervoort, rechter,
mr. A.J. van der Ven, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Molenaar, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 september 2021.