Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 8 juli 2020, met producties 1 tot en met 7;
- de rolbeslissing van 29 juli 2020 tot rolvoeging met de procedures met zaak- en rolnummer /09/596330 / HA ZA 20-700, C/09/596333 / HA ZA 2-702, /09/596335 / HA ZA 20-703, C/09/595338 / HA ZA 20-704 en C/09/596339 / HA ZA 20-705;
- de akte houdende artikel 120 lid 4 Rv tevens houdende aanvullende productie van de gemeente, met productie 8;
- de conclusie van antwoord, met producties 1 en 2;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 17 juni 2021.
2.De feiten
Opdracht aanleg, beheer en onderhoud invalide parkeren inclusief sensoren onderhoud”;
Opdracht aanleg, beheer en onderhoud invalide parkeren inclusief sensoren onderhoud”;
Beheer- en bouwkundige werkzaamheden inzake onderhoud bij verschillende garages”.
Ik denk dat mij gevraagd is om de factuur te maken voor [B.V. I] . (…) In welke gevallen er geen prestatie is geleverd? Ik denk van [B.V. I] . Dat weet ik wel. Ik weet dat [B.V. I] meerdere facturen heeft ingediend waarvoor geen prestatie is geleverd. Ik weet niet precies hoeveel. Meer dan 1. (…) Ik heb eigenlijk zelf meerdere facturen gemaakt voor [B.V. I] . Daarvan heb ik de datum wel aangepast. Daar heb ik niet zuiver in gehandeld. Ik had als doel om iemand te helpen. Hoeveel facturen ik heb gemaakt voor [B.V. I] ? Ik weet het niet. Het zijn er meerdere. Ik heb ze niet allemaal gemaakt. Ik heb het template op een gegeven moment gedeeld met de Turkse persoon. Ik heb die Turkse man via [B] ontmoet. (…) U noemt dat fraude. Ja, dat klopt. Ik besefte mij dat niet. (…) U vraagt of [B.V. I] een keer iets wél heeft uitgevoerd voor de gemeente. Volgens mij hebben ze wel een keer belijning gedaan voor parkeren.”
3.Het geschil
4.De beoordeling
[B.V. I]onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de gemeente. Of [A] als bestuurder een (zelfstandig) verwijt kan worden gemaakt, ligt niet ter beoordeling aan de rechtbank voor.
€ 50.118,08. [B.V. I] betwist dat dit een redelijk bedrag is, althans dat het redelijk is om het volledige bedrag van de kosten aan haar toe te rekenen. Daartoe voert zij aan dat het onderzoek ziet op de onregelmatigheden binnen de gemeente zelf en in relatie tot dertien andere partijen. Het onderzoek naar de relatie tussen [B.V. I] en de gemeente maakte slechts een marginaal deel uit van het totaalonderzoek. Verder had de gemeente uit een zeer eenvoudig onderzoek kenbaar moeten zijn dat niet [B.V. I] verantwoordelijk was voor het opstellen van de facturen, nu met één klik met de rechtermuisknop op de betreffende facturen kenbaar was dat [X] de “creator” was. Bovendien staat het bedrag van de kosten niet in verhouding tot de door de gemeente gevorderde hoofdsom. Voor zover zou worden geoordeeld dat de kosten in redelijkheid wel kunnen worden afgewenteld op [B.V. I] , dan dient dit naar rato te worden berekend, dat wil zeggen dat de totale kosten over alle dertien betrokken vennootschappen worden verdeeld, aldus [B.V. I] .