ECLI:NL:RBDHA:2021:9830

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 augustus 2021
Publicatiedatum
7 september 2021
Zaaknummer
AWB 21/1086
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hersteluitspraak inzake proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

Op 30 augustus 2021 heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, een hersteluitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer AWB 21/1086. Deze uitspraak betreft een verbetering van de eerdere uitspraak van 26 augustus 2021, waarin een kennelijke misslag is vastgesteld met betrekking tot de hoogte van de proceskostenvergoeding. De rechtbank heeft geoordeeld dat de eerdere beslissing over de proceskostenvergoeding niet correct was en heeft deze aangepast. De rechtbank heeft de verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, veroordeeld in de door eiser gemaakte proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.496,-. Dit bedrag is gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met de punten voor het indienen van het beroepschrift en het verschijnen op de zitting.

In de hersteluitspraak heeft de rechtbank ook het dictum van de eerdere uitspraak gecorrigeerd. De rechtbank heeft verklaard dat het beroep gegrond is, het bestreden besluit is vernietigd, en de verweerder is opgedragen om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, met inachtneming van de uitspraak. Daarnaast is de verweerder opgedragen het betaalde griffierecht van € 181,- aan de eiser te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh, rechter, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze hersteluitspraak staat geen hoger beroep open, en de termijn voor hoger beroep tegen de oorspronkelijke uitspraak blijft ongewijzigd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 21/1086
V-nummer: [Nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer ter verbetering van de uitspraak van 26 augustus 2021 in de zaak tussen

[Naam], eiser,

gemachtigde: mr. M.J.A. Bakker,
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

gemachtigde: mr. E. van Hoof.

Overwegingen

De rechtbank stelt vast dat haar uitspraak van 26 augustus 2021 een kennelijk misslag bevat die zich voor eenvoudig herstel leent. Die misslag heeft betrekking op de hoogte van de proceskostenvergoeding. De rechtbank ziet aanleiding de beslissing aan te passen.

Beslissing

De rechtbank verbetert haar uitspraak van 26 augustus 2021, AWB 21/1086 door in rechtsoverweging 10. op te nemen:
10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 748,-, en een wegingsfactor 1).
In plaats van:
10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 534,-, en een wegingsfactor 1).
Het dictum in de uitspraak van 26 augustus 2021, AWB 21/1086 komt als gevolg van deze correctie als volgt te luiden:
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- (honderdeenentachtig euro) aan eiser te vergoeden
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van ad € 1.496,- (duizendvierhonderdenzesennegentig euro) te betalen aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A.B. Koens, griffier, op 30 augustus 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze hersteluitspraak staat geen hoger beroep dan wel een ander rechtsmiddel open.
Voorts brengt deze uitspraak geen wijziging in de termijn voor hoger beroep tegen de oorspronkelijke uitspraak.