ECLI:NL:RBDHA:2021:9829

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 september 2021
Publicatiedatum
6 september 2021
Zaaknummer
09/127770-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor uitlokking van woningoverval met geweld

Op 7 september 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die wordt beschuldigd van het uitlokken van een woningoverval. De rechtbank oordeelt dat de verdachte, door het verschaffen van informatie en middelen, een cruciale rol heeft gespeeld in de voorbereiding van de overval die op 16 maart 2020 plaatsvond in Hillegom. De verdachte had medeverdachten geïnformeerd over de aanwezigheid van waardevolle spullen in de woning van het slachtoffer en had hen voorzien van een overvalplan, een PostNL-jas en een vuurwapen. De rechtbank acht de verklaringen van de medeverdachten betrouwbaar en concludeert dat de verdachte opzettelijk heeft aangezet tot de diefstal, die gepaard ging met bedreiging met geweld. De rechtbank legt een gevangenisstraf op van 40 maanden, waarbij de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer zwaar meewegen. De benadeelde partij, het slachtoffer van de overval, heeft een schadevergoeding van € 5.000 toegewezen gekregen, die de verdachte moet betalen. De rechtbank benadrukt dat de verdachte niet alleen de uitvoerders van de overval heeft aangezet, maar ook de middelen heeft verschaft die noodzakelijk waren voor het plegen van het misdrijf.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/12770-21
Datum uitspraak: 7 september 2021
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
[geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] ,
[adres] .
op dit moment gedetineerd in het Detentiecentrum Rotterdam.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 24 augustus 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.M. Offers en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw
mr. K.C. van Hoogmoed naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting – ten laste gelegd dat:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 16 maart 2020 te Hillegom, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een mobiele telefoon en/of (sieraden)kistje, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk misdrijf, hij, verdachte, op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 15 februari 2020 tot en met 16 maart 2020 te Hillegom en/of te Hoofddorp en/of te Haarlem en/of te Lisse, in elk geval in Nederland, opzettelijk heeft uitgelokt door het verschaffen van gelegenheid, middelen en/of inlichtingen, te weten
- het vertellen over de aanwezigheid van (grote hoeveelheden) geld en/of sieraden in de woning van die [slachtoffer] en/of
- het vertellen over de locatie van dat geld en/of die sieraden in genoemde woning en/of
- het bedenken van een overvalplan en/of
- het aanleveren van een PostNL jasje en/of vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of (prepaid) telefoons
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 16 maart 2020 te Hillegom, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een mobiele telefoon en/of (sieraden)kistje, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 15 februari 2020 tot en met 16 maart 2020 te Hillegom en/of te Hoofddorp en/of te Haarlem en/of te Lisse, in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- te vertellen over de aanwezigheid van (grote hoeveelheden) geld en/of sieraden in de woning van die [slachtoffer] en/of
- te vertellen over de locatie van dat geld en/of die sieraden in genoemde woning en/of
- een overvalplan te bedenken en/of
- een PostNL jasje en/of vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of (prepaid) telefoons aan te leveren.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Inleiding
Op maandag 16 maart 2020 omstreeks 15:20 uur heeft er een diefstal met geweld plaatsgevonden in een woning gelegen aan de [adres 2] te Hillegom. De bewoonster, [slachtoffer] bevond zich op dat moment samen met haar kinderen in die woning. Zij zag dat er iemand voor de deur stond, waarvan zij dacht dat die een jas van PostNL droeg. Omdat zij dacht dat er een pakketje werd bezorgd, opende zij de voordeur. Daarop kwam de zogenaamde pakketbezorger binnen, gevolgd door een tweede persoon die in het zwart was gekleed en een bivakmuts droeg. De zogenaamde pakketbezorger bedreigde [slachtoffer] met een handvuurwapen. Er werd gevraagd naar “cash” en naar de kluis. [slachtoffer] heeft de overvallers naar de kluis in de garage annex kelder gebracht. In de garage zag zij kans de garagedeur te openen en te ontsnappen. De twee overvallers zijn vervolgens gevlucht. Zij werden opgepikt door de bestuurder van een grijze Seat.
[medeverdachte 1] ) en [medeverdachte 2] ) hebben bekend dat zij de overval hebben gepleegd en zijn hiervoor veroordeeld (zie daarvoor de vonnissen van deze rechtbank van 26 november 2020 met parketnummers 09/188469-20 en 09/1884460-20). Ook de bestuurder van de Seat, [medeverdachte 3] heeft zijn aandeel in de overval bekend en is hiervoor veroordeeld (zie daarvoor het vonnis van deze rechtbank van 12 mei 2021 met parketnummer 09-010614-21). [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , hebben in de zaak van [medeverdachte 3] verklaringen afgelegd over de betrokkenheid van een vierde persoon bij de overval. Op basis van deze verklaringen heeft aanvullend onderzoek door de politie plaatsgevonden en is de verdachte in onderhavige zaak in beeld gekomen.
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verklaringen van de medeverdachten onbetrouwbaar zijn en daarom niet als bewijs kunnen worden gebruikt, onderscheidenlijk, daarvoor onvoldoende overtuigen. Indien en voor zover door de raadsvrouw uitdrukkelijk onderbouwde standpunten zijn ingenomen zullen deze hierna, voor zover relevant, worden besproken.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.5.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van de woningoverval
Op grond van de onder 1 tot en met 4 genoemde bewijsmiddelen, stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 16 maart 2020 [slachtoffer] onder dreiging van een vuurwapen in haar woning hebben overvallen. Zij hebben daarbij haar mobiele telefoon en een sieradenkistje meegenomen. [medeverdachte 3] was de bestuurder van de Seat Ibiza die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in die auto naar de woning heeft gebracht en na de overval weer heeft opgepikt.
De vraag die vervolgens ter beantwoording aan de rechtbank voorligt, is of de verdachte als vierde persoon betrokken was bij deze woningoverval en – indien dat het geval is – welke rol hij hierbij speelde. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De betrokkenheid van een vierde persoon bij de overval
Zowel [medeverdachte 3] (bewijsmiddel 4) als [medeverdachte 2] (bewijsmiddel 5) hebben verklaard dat bij de overval een vierde persoon betrokken was. De rechtbank vindt steun voor de betrokkenheid van een vierde persoon in het door de politie afgeluisterde telefoongesprek van 7 juli 2020, tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] over de bij de overval gebruikte gestolen kentekenplaten (bewijsmiddel 10). In dit gesprek wordt gezegd: “waar
hebben hundie kenteken gelaten”. Hieruit volgt dat bij de overval een vierde persoon was betrokken.
Het betoog van de verdediging dat voordat [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] verklaarden over een vierde persoon niet is gebleken van de betrokkenheid van een vierde persoon, gaat – gelet op het getapte telefoongesprek - derhalve niet op. Voor de stelling van de verdediging dat het afgeluisterde gesprek slechts op één mededader zou kunnen duiden, omdat het gebruikte woord “hun” veel vaker verkeerd wordt gebruikt, is geen enkele onderbouwing gegeven en ook die stelling wordt zodoende verworpen.
Is de verdachte betrokken geweest bij de overval?
Uit de verklaringen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] volgt dat de vierde persoon die betrokken was bij de woningoverval de verdachte is. Zo verklaart [medeverdachte 2] dat “ [verdachte] uit Haarlem” de vierde persoon is die bij de overval betrokken is geweest. [medeverdachte 3] heeft verklaard over de betrokkenheid van “een jongen uit Haarlem, die heet [verdachte] ”. Dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] hiermee de verdachte bedoelen, staat niet ter discussie.
De verklaringen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] dat de vierde persoon de verdachte is en hun verklaringen over de gang van zaken voor, tijdens en na de woningoverval, vinden steun in objectieve bewijsmiddelen.
Zo zijn tussen het [telefoonnummer] dat in het politiesysteem is gekoppeld aan de verdachte en het [telefoonnummer 2] in gebruik bij [medeverdachte 1] alleen op 13, 15 en 16 maart 2020 17 uitgaande contacten geregistreerd (bewijsmiddel 9); dat is dus op dagen kort voor de woningoverval en op de dag van de overval.
Verder volgt uit het steunbewijs dat een contact van de oudere broer van de verdachte betrokken is geweest bij de verbouwing van de overvallen woning (bewijsmiddel 6), dat de bij de overval gebruikte prepaid telefoonnummers in de omgeving van de woning van de verdachte voor het eerst zijn geactiveerd (bewijsmiddel 7), dat op de Seat Ibiza die bij de woningoverval is gebruikt kentekenplaten zijn gebruikt die in de nabije omgeving van de woning van de verdachte zijn gestolen (bewijsmiddel 10), dat hij een Ford Ka op zijn naam heeft gehad (bewijsmiddel 12), en dat de prepaid telefoonnummers gebruik hebben gemaakt van een zendmast in de omgeving van Nieuw-Vennep en van Leimuiden en dat met het prepaid [telefoonnummer 3] op 16 maart 2021 is gebeld met de vrouw van [medeverdachte 3] hetgeen overeenkomt met de verklaring van [medeverdachte 3] (bewijsmiddel 11).
Het verschaffen van inlichtingen
Zowel [medeverdachte 3] als [medeverdachte 2] hebben verklaard over de rol die de verdachte heeft gespeeld bij het voorbereiden van de overval. Zij hebben verklaard dat hij het plan voor de overval heeft bedacht en zijn mededaders heeft verteld over kostbaarheden die in de woning aanwezig waren, alsook waar deze te vinden waren. [medeverdachte 2] heeft meer specifiek verklaard dat de verdachte een plattegrond van de woning heeft getekend, waardoor de medeverdachten wisten waar zij ten tijde van de overval in de woning moesten zijn. Over de wijze waarop de verdachte aan deze informatie is gekomen, hebben [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] eveneens verklaard; hun verklaringen vullen elkaar op dit punt aan.
De rechtbank vindt voor wat betreft het verschaffen van inlichtingen door de verdachte steun in het politieonderzoek naar de betrokkenen bij de verbouwing van de woning in 2017 (bewijsmiddel 6), waaruit blijkt dat daarbij een contact van de verdachte betrokken is geweest, en in de aangifte van het slachtoffer (bewijsmiddel 1), die immers vertelde dat de verdachten wisten waar ze in de woning moesten zijn.
Het verschaffen van middelen
Met betrekking tot de bij de overval gebruikte middelen: de PostNL-jas, het vuurwapen, de prepaid telefoons en de gestolen kentekenplaten die op de Seat Ibiza zijn gebruikt, hebben [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] eveneens gelijkluidend verklaard. Deze middelen zijn allemaal door de verdachte verschaft, en na afloop van de overval door de verdachte en [medeverdachte 3] zijn meegenomen in de Ford Ka van de verdachte.
Betrouwbaarheid van de verklaringen van de medeverdachten
De verdediging heeft betoogd dat de verklaring van [medeverdachte 3] niet betrouwbaar is, omdat hij en de verdachte al enige tijd ruzie hebben. Over de ten overstaande van de rechter-commissaris afgelegde verklaring van [medeverdachte 2] , heeft de verdediging aangevoerd dat deze niet betrouwbaar zou zijn omdat [medeverdachte 2] bang zou zijn voor [medeverdachte 3] .
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] betrouwbaar en overtuigend zijn. De rechtbank komt tot dit oordeel omdat de verklaringen consistent zijn, op wezenlijke punten overeenkomen, elkaar op andere punten aanvullen, en omdat de in die verklaringen genoemde details over de gang van zaken worden ondersteund door de hiervoor vermelde objectieve onderzoeksbevindingen.
Niet aannemelijk is geworden dat [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] belang hadden bij het afleggen van een onjuiste, voor de verdachte belastende verklaring. Beiden hebben ook zichzelf belast en zijn veroordeeld voor hun aandeel in de woningoverval. Het bestaan van onenigheid dan wel angst, wat daar ook van zij, is gelet op het voorgaande in ieder geval onvoldoende reden om de verklaringen van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] in de zaak van verdachte van het bewijs uit te sluiten.
Conclusie
Uit de verklaringen van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] blijkt dat de verdachte een belangrijke rol heeft gespeeld bij het tot stand komen van de overval. Hij is immers met het plan voor de overval gekomen en heeft zijn mededaders verteld over het geld en de sieraden in de woning en waar de kluis zich bevond aan de hand van een plattegrond. Vervolgens heeft hij aan [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] een PostNL-jas, een wapen, prepaid telefoons en valse kentekenplaten ter beschikking gesteld, die bij de overval zijn gebruikt.
Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de verdachte [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] opzettelijk heeft aangezet tot het plegen van een woningoverval. Dit strafbare feit is ook daadwerkelijk gevolgd en de uitgelokten zijn daarvoor strafbaar bevonden. De verdachte was niet bij de uitvoering van dit feit betrokken. Hij heeft zich bediend van in artikel 47, eerste lid, sub 2 van het Wetboek van Strafrecht genoemde uitlokkingsmiddelen, te weten: het verschaffen van middelen (de PostNL-jas, het wapen, de telefoons en de valse kentekenplaten) en inlichtingen (het vertellen over kostbaarheden in de woning en waar deze te vinden zijn). Gelet hierop is sprake van uitlokking.
De rechtbank is daarom van oordeel dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 16 maart 2020 te Hillegom, tezamen en in vereniging met anderen, een mobiele telefoon en (sieraden)kistje, d
ieaan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorde
n, te weten aan [slachtoffer] , he
bbenweggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deelnemers aan dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk misdrijf, hij, verdachte, op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 februari 2020 tot en met 16 maart 2020 te Hillegom en te Hoofddorp en te Haarlem, opzettelijk heeft uitgelokt door het verschaffen van gelegenheid, middelen
eninlichtingen, te weten
- het vertellen over de aanwezigheid van (grote hoeveelheden) geld en sieraden in de woning van die [slachtoffer] en
- het vertellen over de locatie van dat geld en die sieraden in genoemde woning en
- het bedenken van een overvalplan en
- het aanleveren van een PostNL jasje en vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en prepaid telefoons.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het standpunt ingenomen dat de verdachte moet worden vrijgesproken en is niet ingegaan op de strafmaat.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
Op 16 maart 2020 heeft een woningoverval plaatsgevonden. Zonder het aandeel van de verdachte had deze overval niet plaatsgevonden. Hij was het immers die kwam met het plan voor de overval, hij was het die de rolverdeling bepaalde en zijn mededaders overhaalde met de belofte dat er veel te halen was, en hij was het die de bij de overval gebruikte middelen aanleverde.
De verdachte en zijn mededaders hebben op grove wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen dat het slachtoffer had in dienstverleners zoals pakketbezorgers. Daarbij hadden de daders ook een vuurwapen bij zich, dat door de verdachte is aangeleverd.
De verdachte heeft kennelijk alleen met het oog op eigen financieel gewin gehandeld en geen respect getoond voor de lichamelijk integriteit van het slachtoffer en haar kinderen. De eigen woning is bij uitstek een plek waar iemand zich veilig moet kunnen voelen. Het slachtoffer heeft in doodsangst verkeerd en vreesde niet alleen voor haar eigen leven, maar ook voor dat van haar jonge kinderen. Dat deze gebeurtenis voor haar, en mogelijk ook voor haar kinderen, ingrijpende gevolgen heeft gehad, is gebleken uit de ter zitting voorgelezen beklemmende slachtofferverklaring. Dit soort feiten heeft tot gevolg dat ook anderen in de samenleving zich onveiliger gaan voelen. De rechtbank rekent dit de verdachte, die de overval heeft uitgelokt, zwaar aan.
Strafblad
Verdachte heeft een blanco strafblad.
Strafmodaliteit en strafmaat
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is als oriëntatiepunt vermeld voor een overval op een woning een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 tot 5 jaren, afhankelijk van het bij de woningoverval gebruikte geweld en wapen, de aanwezigheid van kwetsbare slachtoffers en in hoeverre sprake is van een samenwerkingsverband.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Zij acht een gevangenisstraf van 40 maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 100.000, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat geheel uit immateriële schade.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, tot een bedrag van € 5.000, - en tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde voor het overige. De vordering dient vermeerderd te worden met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel dient te worden opgelegd.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het standpunt ingenomen dat de vordering dient te worden afgewezen, nu vrijspraak is bepleit.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het
bewezenverklaarde feit. Gelet op wat door de benadeelde partij ter toelichting op haar vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 5.000,00 en de vordering voor dit bedrag toewijzen. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade voor het overige afwijzen.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 16 maart 2020, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover een van de mededaders een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
De verdachte zal voor het bewezenverklaarde feit worden veroordeeld en hij is daarom jegens de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op leggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 5.000,00 vermeerderd met de wettelijk rente daarover vanaf 16 maart 2020 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 36f, 47 en 312 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
opzettelijke uitlokking van
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
40 (veertig) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer] hoofdelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer] , wonende te Hillegom een bedrag van € 5.000,00, met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij voor het overige af;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 5.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 maart 2020 tot de dag waarop deze vordering is betaald, ten behoeve van [slachtoffer] ;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volt – onder handhaving van voormelde verplichting – gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader(s) opgelegde, verplichting tot betaling aan de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.J. Arts, voorzitter,
mr. M.P.M. Loos, rechter,
mr. A.M. Gruschke, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.N.D. Snel, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 september 2021.
Bijlage I
De bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500/2020075446 van de politie-eenheid Den Haag, district Recherche Leiden Bollenstreek, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 574).
1. Het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] , opgemaakt op 17 maart 2020, voor zover inhoudende (p. 81 tot en met 84):
Gisteren werd er aangebeld en ik liep naar de voordeur aan de [adres 2] in Hillegom. Ik zag daarop een jas van een medewerker van Post.nl. Ik deed de voordeur open. Op dat moment draaide ik mij om naar links en zag dat een man kwam aanlopen helemaal in het zwart gekleed met een bivakmuts op die mij naar binnen duwde. Op het moment pakte hij mijn telefoon uit mijn handen. Toen zag ik dat de “postbezorger” een wapen in zijn rechterhand vast had, die hij op mij richtte. Het was een klein geweer.
Er werd toen ook meteen gezegd: “Waar is de cash.”. Zij zeiden: “De kluis, de kluis.” Ze liepen vlak achter mij.
Ik moest toen de sleutel pakken en hij wees naar de deur naar de garage. Ik ging er ook vanuit dat zij op een of andere manier wisten waar zij in mijn woning naar toe moesten. Wij hebben in de gang van onze woning vier “identieke deuren” in ieder geval deuren die bijna exact op elkaar lijken. Nadat ik de sleutel heb gepakt en de deur heb geopend, zijn wij naar beneden gegaan. De “postbezorger” liep achter mij aan naar
beneden. Ik wees toen naar de kluis. Ik zei:” Hier is ie en er zit niks in er is geen cash in huis.” Toen hij even niet keek want ik kreeg de indruk dat hij even verbaasd was dat de kluis er niet uitzag zoals hij had verwacht, heb ik de garagedeur opengedaan.
Wij missen drie of twee lege sieraden doosjes die in onze slaapkamer lagen. Ons huis is in 2017 verbouwd en toen zijn er wel een hoop mensen geweest.
2. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] , opgemaakt op 11 augustus 2020, voor zover inhoudende (p. 343):
Over de diefstal met geweld, gepleegd op 16 maart 2020 in de woning aan de [adres 2] in Hillegom. Jij wordt verdacht samen met anderen deze diefstal met geweld te hebben gepleegd. Wat wil jij verklaren?
Ik wil verklaren dat ik wel iets mee te maken had.
Ik ben naar Hillegom gekomen met de Seat en de anderen zaten ook in de Seat.
Er werd aangebeld door degene die vooropliep en die had de doos bij zich. Ik liep met mijn hoofd naar beneden richting de deur. Toen de deur open was, keek ik omhoog en zag een vrouw bellen. Toen zag ik dat er een pistool werd getrokken en werd gericht op de vrouw. Wat ik geroepen heb, weet ik niet meer iets van die strekking waar is de kluis. Ik was naar de badkamer gegaan en heb daar snel gekeken en heb het sieradendoosje meegenomen.
3. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2] , opgemaakt op 14 oktober 2020, voor zover inhoudende (p. 354-356):
V: zowel jij als [medeverdachte 1] hebben verklaard dat jullie de diefstal met geweld op 16 maart 2020 in de woning aan de [adres 2] in Hillegom hebben gepleegd. Hoe ging dat?
A: Ja dat klopt. Ik was samen met mijn vriendin. Ik werd gebeld om te komen meeten. Dus ik was eerst naar Lisse gegaan naar mijn huis. [medeverdachte 1] snapte (Snapchat) mij. Hij zei of ik ook gebeld was. Ik zei tegen hem ja. Toen kwam hij mij ophalen. Toen had hij mij opgehaald en toen gingen wij samen naar die plek.
V: wat doe je als je binnenkomt?
A: Ik keek eerst naar beneden want ik had geen bivak om. [medeverdachte 1] hoorde ik achter mij aankomen. Die pakte de telefoon uit de handen van die vrouw, zei tegen haar “opschieten, opschieten” en vroeg waar die kluis was, en “kan je hem open maken”, gewoon dat soort dingen.
Ik weet niet waar [medeverdachte 1] was, volgens mij was hij naar boven gegaan. Ik was met die vrouw, die zei dat het oude kluizen waren. Wij waren er toch, dus ik zei “ik wil het zien”. Toen had zij allebei de kluizen geopend. Ik zag gewoon dat er niks inzat.
4. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 3] , opgemaakt op 3 maart 2021 voor zover inhoudende (proces-verbaalnummer: PL1500-2021011340-13):
Die ochtend (de rechtbank begrijpt: 16 maart 2020) ben ik gebeld door die prepaid mobile door een jongen uit Haarlem, die heet [verdachte] . Ik ben twee keer eerder met hem meegegaan. Toen moest ik op een bankje zitten bij dat bejaardentehuis en opletten of er een Tesla langs kwam rijden. Het was een beetje verkennen om een inbraak. Die datum (de rechtbank begrijpt: 16 maart 2020), toen is ie naar mijn huis (de rechtbank begrijpt: de woning van [medeverdachte 3] aan de [adres 3] in Langeraar - Ter Aar) toe gekomen met die telefoons. Heeft hij er eentje aan mij gegeven op die parkeerplaats in Nieuw-Vennep uiteindelijk toen we daar aankwamen. Hij zegt, jij gaat die Seat besturen. De andere twee en ik stappen in de auto. [verdachte] bleef daar wachten op die parkeerplaats tot ik terug zou komen. [verdachte] gaf een wapen aan hen. Die telefoon heb ik gekregen van [verdachte] en hun ook. Toen heb ik gereden richting Hillegom. Toen ging ik daar wachten. Ik hoorde geschreeuw en toen kwamen ze aanrennen. Toen reed ik terug richting Nieuw-Vennep naar de parkeerplaats. Ik ging gelijk bij [verdachte] in de auto zitten. Hij deed zijn kofferbak open en gooide dingen erin. Ik denk die kentekens en hij pakte die wapen van hun af. Alles in zijn auto, in z'n Ford Ka. Dat jasje komt wel van hem. Toen heeft hij mij afgezet in Leimuiden. Toen moest ik mijn vrouw bellen op die prepaid mobiel. Zij is mij komen ophalen in Leimuiden.
Wapen, gewoon alles heeft hij geregeld. Dat heeft hij gedaan. Handschoenen tot aan wapen ...tot aan jas, tot aan auto's ...tot aan kentekens …dat heb ik allemaal niet geregeld. Tot aan telefoons trouwens. Hij is uiteindelijk de regisseur van die film. Horloges daar ging het om. Hij zei tegen mij: “Mijn broer zijn vriend is klusjesman en die weet precies waar horloges liggen.”
5. Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte [medeverdachte 2] , op 22 april 2021 opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank en de griffier:
[medeverdachte 3] heeft de tip van een andere jongen gekregen. Die andere jongen heet [verdachte] . [verdachte] komt uit Haarlem. Hij kende iemand die in dat huis een installatie heeft gedaan, het huis waar de overval is gepleegd. Ik kwam [verdachte] tegen met [naam 1] , ik was toen met [medeverdachte 1] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] ). [verdachte] kwam met een tip. Dat die mensen veel geld hadden en dat iemand daar de installatie heeft gedaan in de kelder. Bij het eerste verhoor heb ik gezegd dat het met zijn drieën was, maar het was dus met zijn vieren. Toen de deur open ging wisten we waar we moesten zijn. [verdachte] heeft het meeste bedacht. Hij wist van dat huis en dat wat er lag. Hij had de PostNL-jas en het wapen meegegeven. [medeverdachte 1] , [naam 1] en ik zijn op een dag naar zijn school het [naam school] (de rechtbank begrijpt: de school van de verdachte in Hoofddorp) gereden. Toen heeft hij ons de jas gegeven en hij had die jas ergens omheen gewikkeld.
[verdachte] zei dat het een overval zou zijn en hij liet de plattegrond zien. Hij zei dat hij zelf sowieso niet ging. [verdachte] heeft die kentekenplaten gepakt in Haarlem. U vraagt of “gepakt” eigenlijk “gestolen” is. Ja. U vraagt hoe ik dat weet. [verdachte] heeft dat gezegd. De kentekenplaten zaten al op de Seat toen ik aankwam (de rechtbank begrijpt: op de dag van de overval). [verdachte] bleef in Nieuw-Vennep bij een parkeerplaats. Na de overval zijn we ingestapt in de Seat en naar Nieuw-Vennep gereden. U vraagt waar we zijn uitgekomen. Vlak bij het huis van [medeverdachte 1] (de rechtbank begrijpt: de woning van [medeverdachte 1] aan [adres 4] te Nieuw Vennep). [verdachte] stond daar met zijn auto. Een Ford Ka. Ik weet alleen dat [verdachte] de kentekenplaten van de auto trok en hij deed ze in zijn auto. Ik heb het vuurwapen aan [verdachte] gegeven. [medeverdachte 3] is in de Ford Ka gestapt en weggereden met [verdachte] .
6. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 7 juni 2021, voor zover inhoudende (p. 570):
Op 19 mei 2021 hebben wij verbalisanten gesproken met [naam 2] . [naam 2] verklaarde dat [naam 3] zijn schoonzoon is en bevestigde dat zijn schoonzoon in de woning aan de [adres 2] heeft gewerkt. [naam 2] verklaarde dat [naam 3] , [verdachte] en (de rechtbank begrijpt: diens oudere broer) [broer verdachte] kent.
7. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 3 juni 2021, voor zover inhoudende (p. 563):
Uit het onderzoek is gebleken dat voor de overval de volgende twee prepaid nummers werden gebruikt:
• [telefoonnummer 3] ;
• [telefoonnummer 4] .
De twee prepaid nummers werden op 16 maart 2020 geactiveerd en tijdens de activatie maakten de nummers gebruik van zendmasten die onder andere staan in de richting van de voormalige woning van [verdachte] waar hij tot 16 december 2020 stond ingeschreven.
8. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 15 mei 2020, voor zover inhoudende (p. 151):
Het [telefoonnummer 3] werd alleen gebruikt op 16 maart 2020 tussen 11:33 uur (activatie) en 15:51 uur. Het telefoonnummer heeft daarna achtereen-volgens gebruik gemaakt van zendmasten in Haarlem, Langeraar, Leimuiden, Nieuw-Vennep, Abbenes, Hillegom (PD) en Leimuiden. In deze periode waren de twee enige contacten met de telefoonnummers [telefoonnummer 4] (prepaid mededader) en [telefoonnummer 5] op naam van [naam 4] die woont in Langeraar gemeente Ter Aar. Op dit adres staat tevens ingeschreven [medeverdachte 3]
9. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 3 juni 2021, voor zover inhoudende (p. 561):
Het [telefoonnummer] staat in het politiesysteem gekoppeld aan [verdachte] . Door de officier van justitie werden de historische verkeersgegevens van het [telefoonnummer 2] over de periode van 1 januari 2020 tot en met 3 april 2020 gevorderd. Uit het onderzoek is gebleken dat [medeverdachte 1] de gebruiker is van dit telefoonnummer. Ik heb de gevorderde verkeersgegevens onderzocht en zag dat er alleen op 13, 15 en 16 maart 2020 er 17 uitgaande contacten waren geregistreerd tussen het telefoonnummer van [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 2] ) en [telefoonnummer] ( [verdachte] ).
10. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 10 juli 2020, voor zover inhoudende (p. 181):
Op 7 juli 2020 omstreeks 15:00 uur werd de vader van [medeverdachte 1] benaderd en hem vragen gesteld over de Seat die op zijn naam staat. Tevens werd er diezelfde dag in een uitzending van TV-West aandacht gevraagd voor de diefstal met geweld.
Kort na het bezoek aan de vader van [medeverdachte 1] en de uitzending van TV-West vonden de volgende gesprekken plaats:
Sessie TA02 20408
Op 7 juli 2020 om 15:46 uur belde [medeverdachte 2] ) met [medeverdachte 1] . Tijdens dit gesprek werd onder het volgende gezegd:
[medeverdachte 2] : Alleen euh, je weet toch euh, het gaat mij erom waar ze die waggie (straattaal voor auto) hebben gezien.
[medeverdachte 1] : Klopt.
[medeverdachte 2] : Ik denk dat die flitser, snap je
[medeverdachte 1] : Welke flitser?
[medeverdachte 2] : Bij die fli... maar ze zeiden alleen maar zonder genakte (straattaal voor
gestolen) euh kentekenplaten op.
[medeverdachte 1] : Ja.
[medeverdachte 2] : Maar euh luister dan, waar, waar, waar hebben hun die kenteken gelaten snap je?
11. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 3 juni 2021, voor zover inhoudende (p. 566):
De weggenomen kentekenplaten die werden gebruikt tijdens de diefstal met geweld
waren op 16 maart 2020 tussen 02:15 en 13:30 uur weggenomen van een Seat die geparkeerd stond op de [adres 5] in Haarlem. De [adres 5] ligt hemelsbreed op een afstand van 1,2 kilometer van de [adres 6] waar
[verdachte] tot december 2020 stond ingeschreven.
12. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 2 juni 2021, voor zover inhoudende (p. 559):
Op 20 maart 2020 werd [verdachte] mishandeld. In zijn aangifte verklaarde hij dat hij in de zwarte Citroen C1 zat van zijn vriend [medeverdachte 3] toen hij daar uit werd getrokken door degene door wie hij werd mishandeld.
Het [kenteken] voor een zwarte Ford Ka stond van 11 december 2019 tot
en met 7 januari 2020 op naam van [verdachte] . Daarna stond het tot 13 november
2020 op naam van de vriend van de moeder van [verdachte] .