Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzet van
[Opposant] , opposant, V-nummer: [V-nummer]
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
mr.F.E.J. Valk, griffier.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 18 augustus 2021 uitspraak gedaan over het verzet van de opposant tegen een eerdere uitspraak van 23 juni 2021, waarin zijn beroep tegen de beslissing op bezwaar van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ongegrond werd verklaard. De opposant, vertegenwoordigd door mr. M.P.J.W.M. Govers, had beroep ingesteld tegen de beslissing van 20 mei 2021, waarin de staatssecretaris oordeelde dat Oostenrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van zijn asielaanvraag. De rechtbank heeft het verzet behandeld op 12 augustus 2021, waarbij de gemachtigde van de opposant via videoverbinding aanwezig was en de staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. C. van der Zijde.
De rechtbank overwoog dat zij in de eerdere uitspraak zonder zitting had kunnen oordelen, omdat het eindoordeel buiten redelijke twijfel stond. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat Oostenrijk verantwoordelijk was voor de asielaanvraag en dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing was. De opposant voerde aan dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat zijn beroep kennelijk ongegrond was en dat hij niet op een zitting was gehoord. Hij stelde dat hij zijn standpunt niet voldoende had kunnen onderbouwen, maar de rechtbank oordeelde dat er geen nieuwe stellingen of informatie waren gepresenteerd die een ander oordeel rechtvaardigden.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het verzet ongegrond, waardoor de eerdere uitspraak in stand bleef. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van griffier mr. F.E.J. Valk, en werd openbaar gemaakt zonder mogelijkheid tot rechtsmiddel.