ECLI:NL:RBDHA:2021:9804
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op asielaanvraag
In deze zaak heeft eiser op 24 mei 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft op 9 september 2020 een inwilligend besluit genomen op de aanvraag van eiser. Vervolgens heeft verweerder bij besluit van 11 september 2020 eiser een bestuurlijke dwangsom van € 1.442 toegekend. Eiser heeft op 20 september 2020 aangegeven dat de wettelijke dwangsom niet correct is toegekend en handhaaft zijn beroep, waarbij hij verzoekt om vaststelling van de bestuurlijke dwangsom en vergoeding van proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat ingevolge artikel 6:20, derde lid, van de Awb het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit mede betrekking heeft op het alsnog genomen besluit, tenzij dit geheel aan het beroep tegemoet komt. Dit laatste is hier het geval, omdat de aanvraag is ingewilligd. De rechtbank concludeert dat het belang van eiser met het instellen van het beroep is komen te vervallen, waardoor het beroep niet-ontvankelijk is verklaard.
Desondanks heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser recht heeft op vergoeding van de proceskosten, omdat hij het beroep tegen het niet tijdig beslissen terecht heeft ingesteld. De proceskosten worden vastgesteld op € 374, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank heeft de beslissing als volgt geformuleerd: het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard en verweerder wordt veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 374.