ECLI:NL:RBDHA:2021:9804

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 augustus 2021
Publicatiedatum
6 september 2021
Zaaknummer
NL20.11202
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op asielaanvraag

In deze zaak heeft eiser op 24 mei 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft op 9 september 2020 een inwilligend besluit genomen op de aanvraag van eiser. Vervolgens heeft verweerder bij besluit van 11 september 2020 eiser een bestuurlijke dwangsom van € 1.442 toegekend. Eiser heeft op 20 september 2020 aangegeven dat de wettelijke dwangsom niet correct is toegekend en handhaaft zijn beroep, waarbij hij verzoekt om vaststelling van de bestuurlijke dwangsom en vergoeding van proceskosten.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat ingevolge artikel 6:20, derde lid, van de Awb het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit mede betrekking heeft op het alsnog genomen besluit, tenzij dit geheel aan het beroep tegemoet komt. Dit laatste is hier het geval, omdat de aanvraag is ingewilligd. De rechtbank concludeert dat het belang van eiser met het instellen van het beroep is komen te vervallen, waardoor het beroep niet-ontvankelijk is verklaard.

Desondanks heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser recht heeft op vergoeding van de proceskosten, omdat hij het beroep tegen het niet tijdig beslissen terecht heeft ingesteld. De proceskosten worden vastgesteld op € 374, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank heeft de beslissing als volgt geformuleerd: het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard en verweerder wordt veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 374.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.11202

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. M.P.J.W.M. Govers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

ProcesverloopOp 24 mei 2020 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag.

Op 9 september 2020 heeft verweerder een inwilligend besluit genomen op de aanvraag van eiser.
Bij besluit van 11 september 2020 heeft verweerder eiser een bestuurlijke dwangsom toegekend van € 1.442.
Eiser heeft bij bericht van 20 september 2020 aangegeven dat verweerder bij het besluit van 9 september 2020 geen wettelijke dwangsom heeft toegekend. Eiser handhaaft het beroep en verzoekt de rechtbank de bestuurlijke dwangsom vast te stellen en verzoekt om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank doet met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 6:20, derde lid, van de Awb heeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit mede betrekking op het alsnog genomen besluit, tenzij dit geheel aan het beroep tegemoet komt. Dit laatste is hier het geval omdat de aanvraag is ingewilligd. Ingevolge het vijfde lid van artikel 6:20 van de Awb kan het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit alsnog gegrond worden verklaard indien de indiener van het beroepschrift daarbij belang heeft. Hiervan is in dit geval niet gebleken.
2. De rechtbank stelt vast dat verweerder bij beschikking van 9 september 2020 alsnog heeft beslist op de asielaanvraag van eiser. Bij besluit van 11 september 2020 heeft verweerder eiser een bestuurlijke dwangsom toegekend van € 1.442. Gelet hierop is het belang dat eiser beoogde met het instellen van onderhavig beroep komen te vervallen. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
3. Omdat eiser het beroep tegen het niet tijdig beslissen terecht heeft ingesteld, krijgt hij een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Deze worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 374 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 748 en een wegingsfactor van 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 374.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. M.Ch. Grazell, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank binnen zes weken na
de dag van bekendmaking. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de
gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.