ECLI:NL:RBDHA:2021:9800
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Weigering van vrijstelling van leges voor verblijfsvergunning op humanitaire gronden
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 juli 2021 uitspraak gedaan in de zaken AWB 20/6413 en AWB 20/6414, waarbij de aanvragen van eiseres voor een verblijfsvergunning op humanitaire gronden zijn afgewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de aanvragen buiten behandeling zijn gesteld omdat de leges niet zijn betaald. Eiseres, een Marokkaanse vrouw geboren in 1972, heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing en verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te verbieden totdat op het bezwaar is beslist. De rechtbank heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat eiseres niet in aanmerking komt voor vrijstelling van de leges op grond van artikel 3.34a van het Voorschrift Vreemdelingen (VV) 2000. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet kan aantonen dat zij niet in staat is om de leges te betalen en dat er geen sprake is van schrijnende omstandigheden die een uitzondering rechtvaardigen. De rechtbank heeft ook overwogen dat de betrokkenheid van de Amsterdamse Ombudsman in deze zaak niet relevant is voor de beoordeling van de aanvraag. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen vier weken hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.