ECLI:NL:RBDHA:2021:980

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 februari 2021
Publicatiedatum
11 februari 2021
Zaaknummer
09/767353-14
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak rondom de dood van Ewoud Siegers na langdurig onderzoek

Op 12 februari 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een 49-jarige man, die werd verdacht van betrokkenheid bij de gewelddadige dood van Ewoud Siegers. Het slachtoffer werd op 6 december 2014 dood aangetroffen in een sloot in Gouda, met steekverwondingen aan het hart en de longen. Ondanks een uitgebreid onderzoek door de politie, kon niet worden vastgesteld wanneer, waar en waarom het slachtoffer om het leven was gebracht. De rechtbank oordeelde dat de beschikbare aanwijzingen onvoldoende waren om de verdachte te veroordelen voor de dood van Siegers.

De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden op verschillende data, waarbij de verdachte en zijn raadsman hun standpunten naar voren brachten. De officier van justitie had gevorderd tot bewezenverklaring van doodslag en een gevangenisstraf van elf jaar geëist. De verdediging pleitte voor vrijspraak. De rechtbank concludeerde dat, hoewel er aanwijzingen waren dat de verdachte meer wist over de dood van het slachtoffer, deze aanwijzingen niet voldoende concreet bewijs opleverden voor directe betrokkenheid bij de dood van Siegers.

Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten, waardoor de vraag naar de dader van de moord op Ewoud Siegers nog steeds onbeantwoord blijft. De rechtbank heeft ook beslissingen genomen over inbeslaggenomen goederen, waaronder een wapen en de auto van het slachtoffer, die aan de nabestaanden zal worden teruggegeven.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/767353-14
Datum uitspraak: 12 februari 2021
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1971 in [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 29 juni 2015, 25 september 2015 (allen pro forma), 13 november 2020 (onderzoek aangehouden omdat de verdachte niet aanwezig was) en 29 januari 2021 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie, mr. N.Y. Rose, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman, mr. D.C.E. Timmermans, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting van 29 januari 2021 - ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2014 tot en met 6 december 2014 te Gouda en/of Gouderak, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [het slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [het slachtoffer] (telkens) (zakelijk weergeven) met een (hard) voorwerp meermalen, althans een maal, tegen zijn hoofd en/of gezicht geslagen en/of met een (scherp) voorwerp, meermalen, althans een maal, in/tegen zijn lichaam geslagen
en/of gestoken en/of gesneden, waardoor die [het slachtoffer] ernstig(e) letsel(s) heeft opgelopen en/of (veel) bloed heeft verloren, ten gevolge waarvan voornoemde [het slachtoffer] is overleden;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2014 tot en met 6 december 2014 te Gouda en/of Gouderak, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk [het slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet die [het slachtoffer] (telkens) (zakelijk weergeven) met een (hard) voorwerp meermalen, althans een maal, tegen zijn hoofd en/of gezicht geslagen en/of met een (scherp) voorwerp, meermalen, althans een maal, in/tegen zijn lichaam geslagen
en/of gestoken en/of gesneden, waardoor die [het slachtoffer] ernstig(e) letsel(s) heeft opgelopen en/of (veel) bloed heeft verloren, ten gevolge waarvan voornoemde [het slachtoffer] is overleden;
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2014 tot en met 6 december 2014 te Gouda en/of Gouderak, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, aan een persoon genaamd [het slachtoffer] , opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, door deze opzettelijk en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, met een (hard) voorwerp meermalen, althans een maal, tegen zijn hoofd en/of gezicht te slaan en/of met een (scherp) voorwerp, meermalen, althans een maal, in/tegen zijn lichaam te slaan
en/of steken en/of snijdenwaardoor die [het slachtoffer] ernstig(e) letsel(s) heeft opgelopen en/of (veel) bloed heeft verloren, terwijl dat feit de dood van die [het slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
meest subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2014 tot en met 6 december 2014 te Gouda en/of Gouderak, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [het slachtoffer] , met een (hard) voorwerp meermalen, althans een maal, tegen zijn hoofd en/of gezicht heeft geslagen en/of met een (scherp) voorwerp, meermalen, althans een maal, in/tegen zijn lichaam heeft geslagen
en/of gestoken en/of gesneden, waardoor die [het slachtoffer] (ernstig(e) letsel(s) heeft opgelopen en/of (veel) bloed heeft verloren, terwijl dat feit de dood van die [het slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Inleiding
Op 6 december 2014 is het lichaam van [het slachtoffer] (hierna: het slachtoffer) aangetroffen in een sloot bij de Noordhoef in Gouda. Hij is door een misdrijf om het leven gekomen. Het opsporingsonderzoek “ [naam onderzoek] ” is vervolgens gestart. Tijdens dat onderzoek is de verdenking gerezen dat de verdachte betrokken is geweest bij het overlijden van het slachtoffer.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, overeenkomstig haar op schrift gestelde requisitoir, gerekwireerd tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde (doodslag).
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van elf jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. Ze heeft bij het formuleren van haar eis rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn en de toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie heeft ook rekening gehouden met de omstandigheid dat niet met zekerheid kan worden vastgesteld of de verdachte volledig toerekeningsvatbaar was ten tijde van het gepleegde feit, gelet op het NIFP-rapport uit 2008 waarin staat dat de verdachte is gediagnosticeerd met een persoonlijkheidsstoornis.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, overeenkomstig zijn pleitnota, op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank ziet zich voor de volgende vragen gesteld:
  • Waaraan is het slachtoffer overleden?
  • Wanneer is het slachtoffer overleden?
  • Waar is het slachtoffer overleden?
  • Is de verdachte betrokken bij het overlijden van het slachtoffer?
Waaraan is het slachtoffer overleden?
Uit het pathologisch onderzoek is gebleken dat sprake is van ten minste elf steekverwondingen aan de borst van het slachtoffer, die bij leven zijn ontstaan. Daarbij zijn het hart en de linkerlong geraakt en dat heeft geleid tot zijn dood. Ook is sprake van letsel aan de linkerzijde van het hoofd van het slachtoffer. Dit letsel kan zijn ontstaan door (zich) stoten, slaan, of vallen maar dit letsel was te gering om fataal te kunnen zijn. Verder is letsel aan de mond geconstateerd dat waarschijnlijk ook is veroorzaakt door stoten, slaan of vallen.
De hoofdletsels zijn waarschijnlijk een aantal uren voor de dood ontstaan (gerekend tot aan het intreden van de dood). Het letsel aan de borstkas is meerdere minuten tot enkele tientallen minuten oud (wederom: gerekend tot aan het intreden van de dood). De postmortale veranderingen (lijkvlekken) passen bij een postmortale periode van enkele dagen tot enkele weken, gelet op de omstandigheden waaronder het lichaam in de sloot werd aangetroffen.
De rechtbank stelt vast dat het slachtoffer is overleden aan de steekverwondingen in het hart en de longen. Het steekwapen waarmee de verwondingen zijn toegebracht is niet aangetroffen.
Wanneer is het slachtoffer overleden?
Het lichaam van het slachtoffer is op 6 december 2014 om 08:50 uur aangetroffen in het water bij de Noordhoef in Gouda. Het slachtoffer was gekleed in kleding die overeenkomt met kleding die hij droeg op de camerabeelden van de [naam winkel] van 1 december 2014 om 20:05 uur. Het sectieverslag geeft geen uitsluitsel over het tijdstip van overlijden.
De rechtbank constateert dat het laatste objectieve levensteken van het slachtoffer op 1 december 2014 om 21:20 uur geweest is. Dat is het tijdstip van het laatste WhatsAppbericht dat op de telefoon van het slachtoffer is aangetroffen. Het betrof een bericht die het slachtoffer verstuurde naar [naam] , zijn toenmalige vriendin (hierna: [naam] ). Zij was volgens haar eigen verklaring de avond van 1 december 2014 om 20:00 uur gaan slapen. Na dat tijdstip zijn alleen vanuit de kant van het slachtoffer nog berichten verstuurd. Uit deze berichten blijkt, anders dan door de officier van justitie is betoogd, niet dat het slachtoffer midden in een gesprek was en zijn telefoon toen bewust is uitgezet.
De verdachte heeft verklaard dat hij en het slachtoffer op 1 december 2014 tussen 21:00 en 24:00 bij het huis van zijn moeder zijn aangekomen en dat het slachtoffer op 2 december 2014 rond 03:00 uur in de ochtend de woning van de moeder van de verdachte heeft verlaten.
[naam] heeft verklaard dat ze op 2 december 2014 om 11:40 uur het slachtoffer een berichtje heeft gestuurd en dat ze verbaasd was dat hij niet reageerde. Daarnaast kwam hij in de zes weken vóór 1 december 2014 elke ochtend bij haar langs, maar hij is vanaf 2 december 2014 niet meer langs gekomen.
[getuige] , de moeder van de dochters van het slachtoffer, heeft verklaard dat hij bijna iedere dag telefonisch of via WhatsApp contact had met zijn kinderen en dat zijn kinderen na 1 december 2014 geen contact meer hebben gehad met hun vader.
Op grond van het voorgaande gaat de rechtbank ervan uit dat het slachtoffer is overleden in de periode tussen 1 december 2014 om 21:20 uur en 2 december 2014 om 11:40 uur.
Waar is het slachtoffer overleden?
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat in de woning van de moeder van de verdachte een gewelddadig conflict heeft plaatsgevonden waarbij de verdachte een mes ter hand heeft genomen. De rechtbank vindt daarvoor onvoldoende aanwijzingen in het dossier.
De patholoog heeft geconcludeerd dat het slachtoffer als gevolg van de steekverwondingen een grote hoeveelheid bloed verloren moet hebben verloren. Dat betekent dat op de locatie waar het slachtoffer daadwerkelijk om het leven is gebracht een grote hoeveelheid bloed aanwezig moet zijn geweest. De politie heeft in de woning van de moeder van de verdachte uitgebreid onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van bloedsporen/bloedspatten. Daarbij is uiteindelijk slechts een zeer gering aantal bloedsporen van het slachtoffer aangetroffen, namelijk een paar minuscule vlekjes in enkele voegen van de plavuizen van de woonkamervloer, op de muur en op de trapboom van de woonkamer. Zelfs als de woonkamer is schoongemaakt met chloor kan dat een zo beperkte aanwezigheid van minieme bloedspatjes niet verklaren. Een grote hoeveelheid bloed op een plavuizen woonkamervloer zou naar het oordeel van de rechtbank meer sporen moeten hebben achterlaten dan thans door middel van het uitgevoerde forensisch onderzoek (luminescentie) zichtbaar is geworden. Verder is er niets aangetroffen in of rond de woning van de moeder van de verdachte en zijn er geen andere bewijsmiddelen in het dossier waaruit zou kunnen blijken dat de verwondingen van het slachtoffer in of bij die woning zijn toegebracht en/of dat het slachtoffer daar is overleden.
In en rond het water bij de Noordhoef in Gouda, de plek waar het lichaam van het slachtoffer is aangetroffen, blijkt ook niet van enige sporen die erop kunnen duiden dat hij daar om het leven is gebracht. Het dossier bevat verder geen informatie over de wijze waarop het slachtoffer daarheen vervoerd is. Er zijn bijvoorbeeld in de buurt geen bandensporen of sleepsporen aangetroffen. Het is daardoor onduidelijk gebleven hoe het slachtoffer in het water terecht is gekomen, of hij toen al overleden was en zo ja, hoe lang na het overlijden hij daar terecht is gekomen.
De datering van het letsel van het slachtoffer geeft evenmin uitsluitsel over de locatie waar het slachtoffer overleden is. Het hoofdletsel is waarschijnlijk enige uren ouder dan het borstletsel, dus het zou ook nog zo kunnen zijn dat deze letsels niet op dezelfde plek zijn toegebracht.
De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen waar de verwondingen het slachtoffer zijn toegebracht en evenmin waar hij is overleden.
Is de verdachte betrokken bij het overlijden van het slachtoffer?
Uit het dossier komen verschillende feiten en omstandigheden naar voren die zouden kunnen duiden op betrokkenheid van de verdachte bij de dood van het slachtoffer.
Uit berichten in de telefoon van de verdachte blijkt bijvoorbeeld dat hij al in de ochtend van 2 december 2014 op zoek ging naar een nieuwe stukadoor om de werkzaamheden van het slachtoffer in de woning van zijn moeder af te maken.
Hij is op 2 december 2014 langs gegaan bij een wederzijdse vriend waar hij de avond tevoren samen met het slachtoffer was geweest. Als deze het slachtoffer ook wil uitnodigen om langs te komen, wil de verdachte dat niet. De verdachte vertelt dan dat hij ruzie heeft gehad met het slachtoffer, omdat deze €10,- zou hebben gestolen en het slachtoffer zou hebben gedreigd een mes in de tafel te steken.
Als de auto van het slachtoffer op 8 december 2014 wordt aangetroffen op een parkeerplaats in Gouda ligt er een niet-vervormde en onbeschadigde sigarettenpeuk vlak naast het bestuurdersportier. Daarop is een DNA-spoor van de verdachte aangetroffen. Dat lijkt erop te duiden dat hij na het overlijden van het slachtoffer met diens auto heeft gereden.
De verdachte lijkt meer te weten van het letsel van het slachtoffer, want volgens een getuige heeft hij tegen haar gezegd dat het slachtoffer niet bont en blauw was, maar dat hij een wond had waarbij hij wees naar de linkerbovenkant van zijn hoofd.
In het dossier zitten daarnaast twee vreemde voicemailberichten van de verdachte waarin hij voor zich uit mompelt: “beetje snijden…priem in zijn hart…voelt ie niks van”.
Dit alles lijkt erop te duiden dat de verdachte meer weet van wat er is gebeurd met het slachtoffer, maar die aanwijzingen leveren op zichzelf echter onvoldoende concreet bewijs om vast te kunnen stellen dat de verdachte direct betrokken is geweest bij handelingen die hebben geleid tot de dood van het slachtoffer.
Conclusie
Dat betekent dat de verdachte wordt vrijgesproken van directe strafrechtelijke betrokkenheid bij de dood van het slachtoffer. En dat betekent dat, ook na ruim zes jaar, voor de nabestaanden helaas geen antwoord komt op de vraag door wie en waarom het slachtoffer om het leven is gebracht.

4.De inbeslaggenomen goederen

4.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert voorts dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst met parketnummer: 45/767353-14) onder 1 genummerde voorwerp zal worden onttrokken aan het verkeer, dat het onder 2 genummerde voorwerp zal worden teruggeven aan de nabestaanden en dat de onder 3 en 4 genummerde voorwerpen zullen worden teruggegeven aan de rechthebbende.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp (het wapen) onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de nabestaanden van [het slachtoffer] gelasten van het op de beslaglijst onder 2 genummerde voorwerp (de auto).
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting kan met betrekking tot de op de beslaglijst onder 3 en 4 genummerde voorwerpen (de computer en de brief) geen persoon als rechthebbende worden aangemerkt. De rechtbank zal daarom de bewaring van deze voorwerpen ten behoeve van de rechthebbende gelasten.

5.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart onttrokken aan het verkeer het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, te weten:
1. STK Wapen Kl:zwart
XING
handwapen;
gelast de teruggave aan de nabestaanden van het slachtoffer [het slachtoffer] van het op de beslaglijst onder 2 genummerde voorwerp, te weten:
2 1.00 STK Personenauto [kenteken]
OPEL Corsa Kl:rood
auto van slachtoffer;
gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de op de beslaglijst onder 3 en 4 genummerde voorwerpen, te weten:
3 1.00 STK Computer Kl:Blauw
SAMSUNG laptop
[(--)]
4 1.00 STK Brief Kl:wit
Briefje met [tekst van het briefje] .
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.A.G.M. van Rens, voorzitter,
mr. J.M. Hamaker, rechter,
mr. L. Kelkensberg, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.A. Schuttevaer, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 februari 2021.