In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 augustus 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een Nigeriaanse vrouw, haar asielaanvraag had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië volgens de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 23 oktober 2019 is de zaak aangehouden in afwachting van een uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) over de opvang van kwetsbare asielzoekers in Italië. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om zonder nadere zitting uitspraak te doen, op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht.
De rechtbank heeft overwogen dat eiseres procesbelang heeft, ondanks dat zij met onbekende bestemming is vertrokken. De rechtbank heeft de informatie van VluchtelingenWerk Nederland en andere instanties in overweging genomen, maar concludeert dat er geen structureel gebrek aan opvang in Italië is. De rechtbank volgt de staatssecretaris in de stelling dat de asielaanvraag niet aan Nederland moet worden overgedragen, omdat de uiterste overdrachtstermijn is geschorst door een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter. Eiseres heeft ook geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die een uitzondering op de Dublinverordening rechtvaardigen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.