ECLI:NL:RBDHA:2021:9775

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 februari 2021
Publicatiedatum
3 september 2021
Zaaknummer
NL20.10918
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep wegens te vroege ingebrekestelling in asielprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 februari 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser had op 18 mei 2020 digitaal beroep ingesteld, omdat verweerder niet tijdig had beslist. Verweerder diende op 2 juni 2020 een verweerschrift in. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank constateert dat eiser geregistreerd staat als [A], geboren op [geboortedag] 1949 en van Indiase nationaliteit. Volgens artikel 6:2 van de Awb wordt het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld met een besluit, waardoor beroep openstaat. Eiser heeft verweerder op 29 april 2020 schriftelijk in gebreke gesteld, maar de rechtbank oordeelt dat de ingebrekestelling te vroeg is verzonden. Dit komt doordat de beslistermijn op 24 april 2020 was verstreken, maar er was overmacht opgetreden van 16 maart 2020 tot 16 mei 2020, waardoor de termijn voor het nemen van een besluit was opgeschort.

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk op grond van artikel 6:12, tweede lid, aanhef en onder a, van de Awb, omdat de ingebrekestelling tijdens de overmachtsperiode is verzonden. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. J.C. de Grauw, griffier, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld binnen zes weken na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.10918

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. F.L.M. van Haren),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

ProcesverloopOp 18 mei 2020 heeft eiser digitaal beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een

besluit door verweerder op zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
Verweerder heeft op 2 juni 2020 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De rechtbank stelt voorop dat eiser bij verweerder geregistreerd staat als [A] , geboren op [geboortedag] 1949 en van Indiase nationaliteit.
2. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. Tegen het niet tijdig beslissen staat dan ook beroep bij de rechtbank open.
3. Op grond van artikel 6:12, eerste lid, van de Awb is het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet aan een termijn gebonden.
Op grond van het tweede lid van dit artikel kan het beroepschrift worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, en
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan
schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
4. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn op 24 april 2020 is verstreken en dat eiser verweerder bij brief van 29 april 2020 heeft medegedeeld dat verweerder in gebreke is.
5. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in de uitspraak van 16 december 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:2949) geoordeeld dat overmacht, ingevolge artikel 4:15, tweede lid, aanhef en onder c, van de Awb, de termijn voor het nemen van een besluit zelfstandig heeft opgeschort in de periode van 16 maart 2020 tot 16 mei 2020.
6. In het onderhavige geval is de overmacht op 16 maart 2020 ingetreden, toen de termijn voor het nemen van een besluit nog niet was verstreken, en is op 16 mei 2020 geëindigd. Dat betekent dat overmacht de termijn voor het nemen van een besluit heeft opgeschort tot 16 mei 2020. De vreemdeling heeft de ingebrekestelling op 29 april 2020 dus te vroeg verstuurd.
7. Om die reden verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk op grond van artikel 6:12, tweede lid, aanhef en onder a, van de Awb.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid vanmr. J.C. de Grauw, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank binnen zes weken na de dag van bekendmaking. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.