Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser], eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 juni 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een vreemdeling. De eiser, die stelt de Malinese nationaliteit te hebben en geboren te zijn op 15 augustus 2000, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij hem op 28 mei 2021 de maatregel van bewaring is opgelegd op grond van artikel 59b van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft tevens verzocht om schadevergoeding, omdat hij eerder onrechtmatig in bewaring heeft gezeten.
Tijdens de zitting op 7 juni 2021 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunten toegelicht. Eiser betoogde dat de eerdere maatregel onrechtmatig was opgelegd en dat hij daarom niet opnieuw in bewaring had mogen worden gesteld. De rechtbank oordeelde echter dat de gronden voor de huidige maatregel niet bestreden werden en dat de eerdere onrechtmatigheid niet automatisch leidde tot onrechtmatigheid van de huidige maatregel. De rechtbank verwees naar vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die stelt dat een te late omzetting van een maatregel niet zonder meer leidt tot onrechtmatigheid van een daaropvolgende maatregel.
Eiser voerde verder aan dat er geen zicht op uitzetting naar Mali was en dat de uitzetting onvoldoende voortvarend ter hand was genomen. De rechtbank oordeelde dat de situatie in Mali en de voortvarendheid van de uitzetting aan de orde moesten worden gesteld in de asielprocedure van eiser, en niet in deze procedure. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af, zonder aanleiding te zien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.