ECLI:NL:RBDHA:2021:9759
Rechtbank Den Haag
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Beslag en ontvankelijkheid in klaagschrift inzake inbeslagname van hond
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 7 september 2021 uitspraak gedaan in een beklagprocedure ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Klaagster, geboren in 1981, had op 13 juli 2021 een hond (Stafford Terrier) in beslag laten nemen. Zij verzocht om teruggave van de hond, omdat zij ten onrechte verdacht werd van verwaarlozing. Klaagster stelde dat zij de hond had verkocht voordat deze in beslag werd genomen en dat zij niet op de hoogte was van de omstandigheden waaronder de hond was achtergelaten door de koper. De officier van justitie, mr. R.R. Knobbout, stelde echter dat klaagster niet ontvankelijk moest worden verklaard, omdat zij tijdens een politieverhoor afstand had gedaan van de hond.
De rechtbank heeft het klaagschrift op 30 juli 2021 ontvangen en op 24 augustus 2021 in openbare raadkamer behandeld. Klaagster is gehoord, maar de belanghebbende is niet verschenen. De rechtbank oordeelde dat, hoewel klaagster als beslagene op de kennisgeving van inbeslagname stond vermeld, uit het strafdossier bleek dat de hond niet onder haar in beslag was genomen. De hond was aangetroffen zonder eigenaar in de buurt, en klaagster had verklaard dat zij de hond de avond voor de inbeslagname had verkocht. Hierdoor kon klaagster niet als beslagene of belanghebbende worden aangemerkt.
De rechtbank verklaarde klaagster niet-ontvankelijk in haar klaagschrift, omdat zij niet kon aantonen dat zij rechthebbende was op de hond. De beslissing werd genomen door mr. P.G. Salvadori, in tegenwoordigheid van de griffiers mrs. M. van Haalem en K. Muijsert, en werd uitgesproken tijdens de openbare zitting.