In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 28 augustus 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening van een Venezolaanse verzoeker die de toegang tot Nederland was geweigerd. De verzoeker, die in Chili woont, wilde de bruiloft van zijn tante op 10 september 2021 bijwonen, maar werd bij aankomst op Schiphol geconfronteerd met een toegangsweigering en een vrijheidsbeperkende maatregel. De Koninklijke Marechaussee weigerde hem toegang op basis van de Schengengrenscode, omdat hij werd beschouwd als een gevaar voor de openbare orde en de volksgezondheid, gezien zijn herkomst uit een zeerhoogrisicogebied in het kader van de coronamaatregelen.
De verzoeker had administratief beroep ingesteld tegen de beslissing, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat dit niet de juiste procedure was, aangezien hij ook beroep had ingesteld bij de rechtbank. De voorzieningenrechter concludeerde dat de verzoeker niet onder de uitzonderingen viel die gelden voor het inreisverbod dat sinds 19 maart 2020 van kracht is. De verzoeker voerde aan dat hij volledig gevaccineerd was en bereid was om een PCR-test te ondergaan, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat hij niet had aangetoond dat zijn reis naar Nederland als essentieel kon worden aangemerkt.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat het beroep geen redelijke kans van slagen had. De uitspraak werd telefonisch meegedeeld aan de gemachtigden van beide partijen en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.