ECLI:NL:RBDHA:2021:9703
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 19 augustus 2021 een mondelinge uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een asielzoekster, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin haar asielaanvraag niet in behandeling werd genomen. Het bestreden besluit dateert van 28 mei 2021. Verzoekster verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat zij niet zou worden overgedragen voordat er op haar beroep was beslist. De zitting vond plaats in Breda, waar verzoekster werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. J.H.M. Handring, en een tolk, H. Ahmad. De staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. J. Visschers.
Na de behandeling van de zaak heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Dit gebeurde op basis van de mondelinge uitspraak die op dezelfde dag in een andere zaak (NL21.8313) werd gedaan, waarin de rechtbank uitspraak deed op het beroep dat verband hield met het verzoek om voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.