ECLI:NL:RBDHA:2021:9700

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 augustus 2021
Publicatiedatum
1 september 2021
Zaaknummer
C/09/614833/ KG ZA 21-658
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vorderingen inzake informatieverstrekking door de Staat in het kader van tankstationveiling

In deze zaak hebben eiseressen, bestaande uit verschillende B.V.'s, de Staat der Nederlanden verzocht om informatie te verstrekken met betrekking tot een aanstaande veiling van rechten op tankstations langs rijkswegen. De veiling is gepland op 8 september 2021 en betreft vijfentwintig locaties, waarvan zeventien voor de eerste keer worden geveild. Eiseressen hebben gesteld dat de Staat hen onvoldoende duidelijkheid heeft gegeven over de voorwaarden en de exploitatie van de tankstations, wat hen zou kunnen benadelen in hun biedingen.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de Staat op 9 augustus 2021 op alle vragen van eiseressen heeft geantwoord. Eiseressen hebben echter aangegeven dat deze antwoorden te beperkt zijn en niet voldoende zekerheid bieden. De voorzieningenrechter oordeelt dat de Staat, voor zover mogelijk, aan zijn informatieplicht heeft voldaan en dat er geen reden is om aan te nemen dat de Staat meer duidelijkheid kan geven dan hij al heeft gedaan. De vorderingen van eiseressen worden dan ook afgewezen.

De voorzieningenrechter heeft verder geoordeeld dat de tijd tussen het geven van de antwoorden en de veiling voldoende is voor eiseressen om zich voor te bereiden op de biedingen. Ondanks de afwijzing van de vorderingen, heeft de voorzieningenrechter bepaald dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt, gezien de inspanningen van partijen om tot een oplossing te komen.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C-09-614833- KG ZA 21-658
Vonnis in kort geding van 25 augustus 2021
in de zaak van

1.SNELWEGSERVICE B.V. te Rosmalen;

2.
[eiser 2] B.V.te Horst aan de Maas;
3.
[eiser 3] B.V.te Reeuwijk;
4.
[eiser 4] B.V.te Boxtel;
5.
[eiser 5] B.V.te Nijkerkerveen;
6.
[eiser 6]te Oudewater;
7.
[eiser 7]te [plaats] ;
eiseressen,
advocaat mr. J.Ph. van Lochem te Amsterdam,
tegen:
DE STAAT DER NEDERLANDEN(in het bijzonder het Ministerie van Infrastructuur en Milieu en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties) te Den Haag ,
gedaagde,
advocaat mr. T.W. Franssen te Den Haag .
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘Snelwegservice cs’ en ‘de Staat’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 14 juli 2021 met de daarbij en nadien overgelegde producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de op 22 juli 2021 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door Snelwegservice cs pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling is de zaak pro forma aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen het geschil in onderling overleg te beëindigen. Bij brieven van 9 respectievelijk 13 augustus 2021 hebben partijen de voorzieningenrechter gevraagd vonnis te wijzen. Vonnis is bepaald op heden.

2.Het geschil en de beoordeling daarvan

2.1.
Eiseressen sub 1 tot en met 6 beschikken over rechten op enkele tankstations langs rijkswegen en eiseres sub 7 vertegenwoordigt diverse rechthebbenden op tankstations langs de rijkswegen. De rechten op tankstations worden iedere vijftien jaar geveild. De eerstvolgende veiling staat gepland op 8 september 2021 waarbij de rechten op vijfentwintig locaties zullen worden geveild, waarvan zeventien locaties voor de eerste keer worden geveild. De Staat heeft per locatie een biedboek ter beschikking gesteld.
2.2.
Snelwegservice cs heeft gevorderd dat de Staat wordt geboden inhoudelijk antwoord te geven op de vragen zoals in het lichaam van de dagvaarding zijn opgenomen, waarbij antwoorden die inhouden dat er geen duidelijkheid kan worden geboden niet zijn aan te merken als een inhoudelijk antwoord en de Staat te verbieden de veiling te laten plaatsvinden voordat minimaal een maand is verstreken na het moment dat de Staat de voornoemde antwoorden heeft gegeven. Volgens Snelwegservice cs sluit het op dit moment geldende bestuursrechtelijke kader niet aan bij de huidige civielrechtelijke situatie en is er door eerdere uitspraken van de Raad van State en de rechtbank Den Haag onduidelijkheid ontstaan over de wijze waarop de tankstations geëxploiteerd kunnen worden tijdens de komende concessieduur. De onduidelijkheden kunnen voor belanghebbenden (zij die rechtstreeks belang hebben bij de veilingopbrengst) nadelig zijn, omdat deze naar alle waarschijnlijkheid een waardedrukkend effect hebben. De Staat laat evenwel na zodanige informatie te verschaffen waardoor deze onduidelijkheden worden weggenomen, terwijl hij daartoe op grond van contractuele verplichtingen jegens Snelwegservice cs en de beginselen van gelijke behandeling en non-discriminatie (en het daaruit voortvloeiende transparantiebeginsel) wel gehouden is. De Staat handelt onrechtmatig door de veiling desondanks door te laten gaan, aldus Snelwegservice cs. De Staat heeft de stellingen van Snelwegservice cs gemotiveerd betwist.
2.3.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan in het midden blijven of de Staat gehouden is de door Snelwegservice cs verzochte informatie te verstrekken. Bij brief van 9 augustus 2021 heeft de Staat namelijk antwoord gegeven op alle door Snelwegservice cs in het lichaam van de dagvaarding gestelde vragen. Hierbij heeft de Staat medegedeeld dat hij deze antwoorden ook zal delen met alle bij de veiling van 8 september 2021 betrokken partijen. Vervolgens heeft Snelwegservice cs gereageerd dat zij de antwoorden ‘te beperkt (teveel ruimte voor onzekerheid/onduidelijkheid), mede in relatie tot de tussen partijen in het verleden gemaakte afspraken’ vindt. Naar de voorzieningenrechter begrijpt zou Snelwegservice cs meer concrete antwoorden willen ontvangen die meer houvast kunnen bieden in het kader van de veiling, maar de voorzieningenrechter heeft geen reden om te veronderstellen dat de Staat bij machte is om meer duidelijkheid te geven dan wel zekerheid te bieden dan hij tot nu toe heeft gedaan. Aangenomen moet worden dat de Staat de vragen zoveel mogelijk heeft beantwoord, namelijk voor zover hij daartoe in staat was. Daarbij kan blijven rusten of en in hoeverre de Staat tot beantwoording gehouden was. De daarop betrekking hebbende vordering wordt dan ook, bij gebreke van een belang aan de zijde van Snelwegservice cs, afgewezen. Verder acht de voorzieningenrechter de termijn tussen het geven van de antwoorden door de Staat op 9 augustus 2021 en de datum van de veiling (8 september 2021) zodanig dat de antwoorden in redelijkheid kunnen worden betrokken bij de voorbereiding van de biedingen, zodat hij geen aanleiding ziet te bepalen dat de veiling op een latere datum dient plaats te vinden. Ook dat deel van de vordering wordt zodoende afgewezen.
2.4.
Ondanks dat de vorderingen uiteindelijk worden afgewezen, wordt in het voorgaande - te weten het verloop van de procedure waarin partijen hebben getracht in der minne tot een oplossing te komen en de omstandigheid dat de Staat Snelwegservice cs in ieder geval deels tegemoet is gekomen door de vragen te beantwoorden - aanleiding gevonden te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter:
3.1.
wijst het gevorderde af;
3.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Vetter en in het openbaar uitgesproken op 25 augustus 2021.
fo