ECLI:NL:RBDHA:2021:9696

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 augustus 2021
Publicatiedatum
1 september 2021
Zaaknummer
NL21.8313
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en overdracht aan Oostenrijk onder de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 augustus 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, in beroep ging tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit, genomen op 28 mei 2021, hield in dat de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling werd genomen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op zitting in Breda op 19 augustus 2021, waar eiseres aanwezig was met haar gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft onmiddellijk na de zitting mondeling uitspraak gedaan.

De rechtbank oordeelde dat Oostenrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiseres. De kernvraag was of er bijzondere, individuele omstandigheden waren die een overdracht aan Oostenrijk zouden uitsluiten. Eiseres voerde aan dat zij afhankelijk was van haar familie in Nederland en dat zij in grote angst leefde voor haar ex-man. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris voldoende had gereageerd op de door eiseres aangevoerde elementen en dat de angst van eiseres niet voldoende was om van overdracht af te zien. De rechtbank volgde het standpunt van de staatssecretaris en concludeerde dat er geen aanleiding was om van de overdracht af te zien.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 19 augustus 2021, en er werd een rechtsmiddel tegen deze uitspraak aangekondigd, waarbij hoger beroep mogelijk is bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking van het proces-verbaal.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL21.8313
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. J.H.M. Handring),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Visschers).

Procesverloop

Bij besluit van 28 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak met nummer NL21.8314, op 19 augustus 2021 op zitting behandeld in Breda. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen H. Ahmad. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1.
Niet in geschil is dat Oostenrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiseres. De vraag die voorligt, is of er bijzondere, individuele omstandigheden [1] aanwezig zijn op grond waarvan had moeten worden afgezien van overdracht van eiseres aan Oostenrijk.
2. Verweerder heeft op dit punt een beoordeling gemaakt. Verweerder heeft daarbij beoordelingsruimte. De rechtbank moet deze beoordeling daarom terughoudend toetsen.
3.
Eiseres voert aan dat zij afhankelijk is van haar familie in Nederland. Zij heeft alleen in Nederland een sociaal netwerk maar niet in Oostenrijk. Ze leeft in grote angst voor haar ex-man. Verweerder heeft dat onvoldoende gevonden om af te zien van overdracht. Verweerder heeft op alle door eiseres aangevoerde elementen gereageerd.
4. De rechtbank kan het standpunt van verweerder volgen. De angst van eiseres is begrijpelijk. Maar verweerder heeft erop kunnen wijzen dat eiseres in Oostenrijk door de autoriteiten wordt opgevangen en dat zij aldaar contact kan houden met haar familie in Nederland. Eiseres is verder niet zodanig jong dat overdracht om die reden zou getuigen van onevenredige hardheid.
5. Alle feiten en omstandigheden in samenhang bezien, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank geen aanleiding hoeven zien om van overdracht van eiseres aan Oostenrijk af te zien vanwege bijzondere, individuele omstandigheden.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 augustus 2021 door mr. M.J. Schouw, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Zoals bedoeld in artikel 17 van de Verordening (EU) Nr. 604/2013 (Dublinverordening).