4.2Vervolgens heeft verweerder - op nationaal niveau - besloten het meerjarig onderzoeksprogramma naar de pulskorvisserij, waarvan de afronding was voorzien voor eind 2019, tot deze datum voort te zetten met de schepen die behoren tot groep 2. Dat betekent dat groep 2 kon blijven pulsvissen tot en met 31 december 2019. Voor groep 3 geldt dat verweerder deze toestemmingen, in afwachting van de stemming in het Europees Parlement, heeft verlengd tot 1 juni 2019. Gelet op de instemming van het Europees Parlement, de vaststelling en publicatie van de Verordening TM, zijn de toestemmingen niet verder verlengd.
5 In deze uitspraak worden de beroepen van groep 3 behandeld.
6 Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van [eiser 2] niet-ontvankelijk verklaard. Volgens verweerder is geen sprake van een besluit omdat de einddatum van de toestemming voor bepaalde tijd voortvloeit uit het besluit van 11 september 2014. De rechtbank stelt vast dat tegen de niet-ontvankelijkverklaring geen gronden zijn aangevoerd. De gronden die in alle andere zaken zijn aangevoerd - en die gelijkluidend zijn - zijn van algemene en inhoudelijke aard en zijn niet gericht tegen de niet-ontvankelijkverklaring. De gemachtigde van eisers heeft ter zitting desgevraagd toegelicht dat om pragmatische redenen is gekozen voor een algemene aanpak en dat op individuele (afwijkende) zaken bewust niet is ingegaan.
De rechtbank overweegt dat gelet op het feit dat tegen de niet-ontvankelijkverklaring geen concrete beroepsgronden zijn ingediend en de gemachtigde, zoals ter zitting is komen vast te staan, op individuele zaken bewust niet afzonderlijk is ingegaan, het beroep van [eiser 2] ongegrond dient te worden verklaard.
7 Bij de overige bestreden besluiten heeft verweerder de bezwaren van de overige eisers van groep 3 ( [eiser 1] VOF, [eiser 3] B.V. en Visserijbedrijf VOF [eiser 4] ) tegen het niet verder verlengen van de toestemmingen voor de pulskorvisserij na 1 juni 2019 ongegrond verklaard. Voor een weerlegging van de algemene en inhoudelijke gronden die ook ten aanzien van de vissers in groep 3 zijn aangevoerd verwijst de rechtbank, voor zover van belang, naar haar uitspraak van dezelfde datum waarin de beroepen van de groepen 1 en 2 zijn behandeld (vanaf rechtsoverweging 6.1). Hierin is - samengevat weergegeven - overwogen dat de door eisers aangevoerde gronden niet slagen, met uitzondering van de beroepsgrond dat de bestreden besluiten niet hadden kunnen worden genomen zonder dat verweerder zich uitdrukkelijk rekenschap heeft gegeven van de financiële gevolgen voor deze groepen vissers. De rechtbank heeft het in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Awb geacht dat in de bestreden besluiten geen beslissing is genomen over de door eisers gevraagde schadeloosstelling.
Anders dan bij de groepen 1 en 2 het geval is, is de rechtbank van oordeel dat in de bestreden besluiten voor groep 3 voldoende is gemotiveerd dat van strijd met voornoemde beginselen geen sprake is. De rechtbank overweegt hiertoe dat in de toestemmingen voor deze groep uitdrukkelijk is bepaald dat, indien er na ommekomst van deze termijn geen generieke toelating van de puls zou zijn, niet langer uitzonderingen op het pulsverbod zouden worden toegestaan. Eisers konden en dienden hiermee rekening te houden bij hun bedrijfsvoering. Er bestaat daarom geen grond voor het oordeel dat de onderhavige bestreden besluiten niet in stand kunnen blijven.
8 Gelet op het vorenstaande dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.
9 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.