2.6Op grond van hetgeen partijen hebben aangevoerd en de in het geding gebrachte stukken staat het volgende vast:
a. [verzoeker tevens verweerder] is geboren op [geboortedatum] 1964 en is op 26 juni 2006 als magazijn medewerker in dienst getreden bij [verweerder tevens verzoeker] ; hij verdiende laatstelijk bij haar een salaris ad € 3.113,= bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantiebijslag; er geldt voor hem een opzegtermijn van 3 maanden; op de arbeidsovereenkomst tussen partijen is de CAO Metalelektro van toepassing;
b. [verzoeker tevens verweerder] heeft zich in 2020 diverse malen ziek gemeld, heeft in oktober / november 2020 gedurende enige tijd niet kunnen werken omdat hij vanwege mogelijke corona besmettingen in quarantaine moest verblijven en heeft van 13 tot en met 16 juli 2020 niet kunnen werken omdat hij te Parijs was gedetineerd;
c. op initiatief van [verweerder tevens verzoeker] en op haar kosten heeft [verzoeker tevens verweerder] in de periode vanaf 1 september 2020 tot begin november 2020 een traject gevolgd bij Psion, omdat [verweerder tevens verzoeker] had vastgesteld dat hij, als gevolg van waarschijnlijk problemen in de privé sfeer, niet goed functioneerde op het werk;
d. op 18 december 2020 heeft [verweerder tevens verzoeker] met [verzoeker tevens verweerder] een beoordelingsgesprek gevoerd; in het verslag van dat gesprek is onder meer vermeld:
[verzoeker tevens verweerder] heeft een zware jaar achter de rug.
Dat heeft te maken met zijn privé leven die zich heeft reflecteert op zijn functioneren binnen [verweerder tevens verzoeker] . We zien bij
Hij is vaak van de afdeling weg en valt collega van andere afdelingen lastig.
Afspraken die we gemaakt hebben komt hij ze niet na.
We hebben meerdere malen met.
besproken is op 18 december 2020 dat [verweerder tevens verzoeker] de komende periode met [verzoeker tevens verweerder] , met het oog op de verbetering van zijn functioneren, regelmatig voortgangsgesprekken zal gaan voeren;
e. [verzoeker tevens verweerder] heeft zich op 12 februari 2021 ziek gemeld; hij is op 19 februari 2021 gezien door de bedrijfsarts; in het verslag van dat consult is onder meer het volgende vermeld:
(…) Hij( [verzoeker tevens verweerder] )
stelt klachten te ervaren die samenhangen met de werksituatie. (…) De klachten berusten naar mijn oordeel niet op ziekte of gebrek maar op een kwestie in de samenwerking. Dit betekent dat er per 22-02-2021 geen medische beperkingen meer zijn. (…) Het kan verstandig zijn met een externe derde erbij nogmaals in gesprek te gaan.
f. met ingang van 3 maart 2021 is [verzoeker tevens verweerder] 2 uur per dag gaan werken op zijn nieuwe werkplek (het Polycel magazijn) bij [verweerder tevens verzoeker] ;
g. op 12 maart 2021 hebben partijen een intakegesprek gehad bij een mediator; er hebben geen verdere gesprekken met de mediator plaatsgevonden;
h. bij e-mailbericht d.d. 12 maart 2021 heeft [verweerder tevens verzoeker] aan [verzoeker tevens verweerder] meegedeeld dat zij verwacht dat hij vanaf 15 maart 2021 weer volledig gaat werken; [verzoeker tevens verweerder] heeft op 15 maart 2021 een halve dag gewerkt en heeft zich vervolgens afgemeld wegens een bezoek aan zijn huisarts; op 15 maart 2021 heeft de huisarts het volgende geschreven:
De heer [verzoeker tevens verweerder] kampt langere tijd met stress gerelateerde klachten. Hiervoor loopt hij reeds bij onze psycholoog (POH GGZ). Hij is nu bezig met opbouw van uren op het werk. Hij merkt dat de opbouw te snel gaat.
Hopelijk kunt u hier rekening mee houden.
i. [verzoeker tevens verweerder] heeft zich op 16 maart 2021 opnieuw ziek gemeld; op dezelfde datum heeft hij van [verweerder tevens verzoeker] een waarschuwing gekregen voor ongeoorloofd verzuim, met sommatie om de werkzaamheden direct te hervatten, bij gebreke waarvan [verweerder tevens verzoeker] heeft aangekondig over te zullen gaan tot het staken van de loonbetalingen; [verzoeker tevens verweerder] heeft geen gevolg gegeven aan deze sommatie en [verweerder tevens verzoeker] heeft met ingang van 18 maart 2021 de loonbetaling gestaakt; op dezelfde datum en op 23 maart 2021 heeft [verweerder tevens verzoeker] [verzoeker tevens verweerder] opnieuw opgeroepen voor werk; [verzoeker tevens verweerder] heeft daaraan opnieuw geen gevolg gegeven;
j. op 26 maart 2021 heeft de POH GGZ het volgende geschreven aan de huisarts van [verzoeker tevens verweerder] :
De heer [verzoeker tevens verweerder] kampt langere tijd met stress gerelateerde klachten. Hiervoor loopt hij reeds bij mij onder behandeling Dhr komt elke twee weken langs voor een gesprek.
k. bij brief d.d. 30 maart 2021 heeft [verweerder tevens verzoeker] onder meer het volgende geschreven aan [verzoeker tevens verweerder] :
(…) U hebt laten weten dat u van mening bent door arbeidsongeschiktheid uw werkzaamheden niet te kunnen verrichten (…). (…) dat de bedrijfsarts van oordeel is dat er geen medische beperkingen zijn om het werk te hervatten. (…) dat [verweerder tevens verzoeker] dan niet anders kan dan het advies van de bedrijfsarts opvolgen. U hebt (…) laten weten dat u -een maand na het oordeel van de bedrijfsarts dat er geen medische beperkingen zijn- een deskundigenoordeel hebt aangevraagd bij het UWV omdat u het niet eens bent met het oordeel van de bedrijfsarts.
Conclusie
Doordat u ongeoorloofd afwezig was en ondanks meerdere oproepen, waarschuwingen en het stopzetten van de salarisbetaling niet uw werk heeft hervat kan van [verweerder tevens verzoeker] redelijkerwijze niet langer gevergd worden dat we de arbeidsovereenkomst laten voortbestaan. Daarom bevestigen wij u met deze brief dat u met ingang van vandaag op staande voet bent ontslagen en uw arbeidsovereenkomst met ingang van vandaag eindigt.
l. bij brief d.d. 29 april 2021 heeft het UWV geoordeeld dat [verzoeker tevens verweerder] op 16 maart 2021 niet zijn eigen werk kon doen; in de rapportage van de verzekeringsarts is hierover onder meer het volgende geschreven:
Er is geen informatie opgevraagd omdat voldoende informatie aanwezig is.
Er is geen hoor-wederhoor met de bedrijfsarts toegepast omdat cliënt voor de ziekmelding dd 16-03-2021 niet door een bedrijfsarts gezien of gesproken is.
(…)
Cliënt is een magazijn medewerker die wegens gezondheidsklachten in januari 2021 is uitgevallen. Cliënt is na een telefonisch spreekuur dd 19-02-2021 geschikt gevonden voor zijn functie. In overleg met zijn leidinggevende heeft cliënt zijn functie gedeeltelijk hervat. Op 16-03-2021 heeft hij zich wegen progressie van de bestaande klachten opnieuw ziek gemeld. Deze ziekmelding is door zijn werkgever niet geaccepteerd. Na een loonsanctie is hij op staande voet ontslagen.
(…) Door de combinatie van arbeidsgebonden en niet arbeidsgebonden factoren is er een verstoring in het evenwicht tussen draaglast en draagklacht ontstaan waarvoor cliënt behandeling volgt. Na het bestuderen van de ingezonden medische informatie, de anamnese en de bevindingen tijdens het spreekuur kom ik tot de volgende conclusie. Cliënt heeft beperkingen in langdurig concentratie. Aangezien in de functie als magazijnmedewerker cliënt zich moet concentreren om de onderdelen te verzamelen en bij het rijden van de heftruck/hoogwerkers concentratie een vereiste is, is hij per datum16-03-2021 niet geschikt voor de maatman functie.
n. het is niet aannemelijk dat [verzoeker tevens verweerder] op zijn (nieuwe) werkplek met een heftruck/hoogwerker heeft moeten / mogen werken;
m. bij brief d.d. 6 mei 2021 heeft [verweerder tevens verzoeker] aan [verzoeker tevens verweerder] bericht dat zij hem met onmiddellijke ingang vanaf 18 maart 2021 zijn salaris betaalt; [verweerder tevens verzoeker] heeft hieraan en is hieraan tot op heden uitvoering blijven geven; [verweerder tevens verzoeker] heeft in haar brief d.d. 6 mei 2021 verder geschreven:
Tenzij wij in goed overleg tot andere afspraken komen, laten wij u met spoed oproepen bij de bedrijfsarts om ons te laten adviseren over de mate waarin u op dit moment in staat bent uw werkzaamheden te hervatten en/of er eventuele maatregelen moeten worden genomen in het kader van uw re-integratie. (…)