ECLI:NL:RBDHA:2021:9626
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot Dublin-overeenkomst en indirect refoulement
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 25 augustus 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. N. Hamzaoui, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin was bepaald dat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van zijn asielaanvraag. Dit besluit was genomen op 17 juni 2021. De verzoeker vreesde voor (indirect) refoulement en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 29 juli 2021 behandeld, waarbij de verzoeker zich liet vertegenwoordigen door mr. M.S. Yap als waarnemer van zijn gemachtigde. De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak, zaaknummer NL21.9648, al een beslissing genomen op het beroep van de verzoeker. Gezien deze eerdere uitspraak heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. W.M.P. van Alphen, in aanwezigheid van griffier mr. N.H. de Zeeuw, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.