In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 augustus 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Turkse nationaliteit bezittende man, heeft een asielaanvraag ingediend die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een beroep van eiser tegen deze afwijzing. Eiser stelt dat hij in Turkije problemen ondervindt vanwege zijn vermeende betrokkenheid bij de Gülenbeweging, maar de rechtbank oordeelt dat zijn asielrelaas ongeloofwaardig is. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser zijn relatie met een andere persoon, die betrokken was bij de Gülenbeweging, niet met voldoende bewijs heeft onderbouwd. Eiser heeft geen documenten overgelegd die zijn claims ondersteunen, en zijn verklaringen zijn inconsistent. De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Turkije problemen heeft ondervonden als gevolg van zijn vermeende betrokkenheid bij de Gülenbeweging. De rechtbank wijst het beroep van eiser af en verklaart de asielaanvraag ongegrond. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van de Vreemdelingenwet 2000, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.