Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[Naam 1], eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 augustus 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (MVV) door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, van Syrische nationaliteit, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 11 maart 2021, waarin zijn aanvraag werd afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 18 juni 2021, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, en ook de referent en zijn zus aanwezig waren.
De rechtbank overweegt dat de aanvraag is afgewezen omdat niet is gebleken van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiser en zijn referent, die zijn broer is, en tussen eiser en zijn zus. De rechtbank stelt vast dat de zorg voor de zus van referent niet exclusief door eiser kan worden gegeven en dat er geen familie- of gezinsleven bestaat dat onder de bescherming van artikel 8 van het EVRM valt. Eiser heeft aangevoerd dat de afhankelijkheid tussen hem en zijn referent onvoldoende is gewogen, maar de rechtbank oordeelt dat verweerder de feiten en omstandigheden voldoende in onderling verband heeft meegewogen.
De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie en dat de aanvraag terecht is afgewezen. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na verzending.