6.2Verder acht de rechtbank van belang dat niet in geschil is dat verweerder bij het hanteren van de afwijzingsgrond dat eiseres een gevaar vormt voor de volksgezondheid, alle relevante gegevens heeft meegewogen. Anders dan is betoogd door eiseres, acht de rechtbank het achterwege laten van een beoordeling van de bezwaargronden in het bestreden besluit in dat licht bezien dan ook niet in strijd met wat is overwogen door het Hof in haar arresten Koushkaki en Fahimian. De beroepsgrond slaagt niet.
Beroepsgrond: verweerder hanteert geen eenduidig beleid
7. Eiseres voert aan dat verweerder geen eenduidig beleid heeft gehanteerd bij de behandeling van bezwaarschriften tegen de afwijzing van visumaanvragen wegens gevaar voor de volksgezondheid. Eiseres heeft ter onderbouwing van haar standpunt allereerst verwezen naar een tweetal zakenwaarin visa zijn verleend terwijl in één geval al bekend was dat die dag de reisbeperkingen in zouden gaan en in het andere geval de reisbeperkingen al van kracht waren. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat die verwijzingen niet opgaan. Ter onderbouwing heeft verweerder aangevoerd dat in die periode over het algemeen visa zijn afgewezen op de grond dat de aanvrager een bedreiging vormde voor de volksgezondheid, maar dat een handjevol bezwaren gegrond zijn verklaard omdat er onduidelijkheid bestond bij beslismedewerkers hoe in de gegeven situatie te handelen. Dat betroffen ambtelijke misslagen, aldus verweerder. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat een bestuursorgaan niet aan deze misslagen kan worden gehouden. De rechtbank is van oordeel dat verweerder hiermee voldoende heeft gemotiveerd waarom de verwijzing naar de twee visa zaken niet opgaat.
8. De stelling van eiseresdat verweerder per juli 2020 in visumzaken heeft besloten om in voorkomende gevallen toch een inhoudelijke beoordeling van de bezwaargronden te verrichten en het gevaar voor de volksgezondheid niet meer tegen te werpen, treft ook geen doel. Dit ziet immers op de situatie van na het bestreden besluit en verweerder heeft toegelicht dat de situatie in juli 2020 anders was en het inreisverbod versoepeld zou worden. Op 30 juni 2020 heeft de Europese Raad namelijk aanbevelingen gedaan en kwamen er lijsten met veilige landen. Deze gewijzigde omstandigheden deden zich ten tijde van het nemen van bestreden besluit niet voor.
9. Voor wat betreft de verwijzing van eiseres naar de beschikking van 31 oktober 2017en de twee beschikkingen van 13 mei 2020, volgt de rechtbank de toelichting van verweerder waarom de vergelijking met deze zaken niet opgaat. In de eerste zaak werd de aanvrager beschouwd als bedreiging voor de openbare orde en dus niet als een gevaar voor de volksgezondheid, zodat een vergelijking niet opgaat, omdat dat een individuele afwijzingsgrond is. Wat betreft de overige twee zaken heeft verweerder toegelicht dat die van een latere datum zijn dan onderhavig besluit en op dat moment speelde de vraag hoe lang de entry ban nog zou duren. Ten tijde van het onderhavige besluit was de entry ban net van kracht en was de situatie duidelijk. De rechtbank is van oordeel dat verweerder hiermee voldoende heeft gemotiveerd waarom ook een verwijzing naar deze drie besluiten niet opgaat.
Beroepsgrond: sprake van misbruik van bevoegdheid bij het nemen van het bestreden besluit?
10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat verweerder de weigeringsgrond ‘gevaar voor de volksgezondheid’ uitsluitend heeft gebruikt om de vele bezwaarschriften in visumzaken snel en eenvoudig af te kunnen handelen nadat de COVID-19-pandemie uitbrak. Dat meer visumzaken zijn afgedaan na de uitbraak, is niet in geschil tussen partijen en dit blijkt ook uit de door eiseres overgelegde informatie die is verkregen naar aanleiding van een WOB-verzoek. Verweerder heeft hiervoor echter een deugdelijke verklaring gegeven ter zitting namelijk dat de zaken sneller konden worden afgedaan omdat er een algemene afwijzingsgrond is en er volgens verweerder niet gehoord hoefde te worden in deze zaken. Afgezien daarvan was verweerder gehouden om gebruik te maken van deze weigeringsgrond – en was alleen al daarom geen sprake van misbruik van bevoegdheid – omdat een gevaar voor de volksgezondheid een zelfstandige dwingende weigeringsgrond is. De beroepsgrond van eiseres dat verweerder misbruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om een beslissing op bezwaar te nemen, volgt de rechtbank dan ook niet.
Beroepsgrond: schending hoorplicht in bezwaar
11. Verweerder mag een nieuwe afwijzingsgrond hanteren, maar dan ligt het wel op zijn weg om deze nieuwe afwijzingsgrond voor te houden aan eiseres. Dat had gekund tijdens een hoorzitting of per brief. De stelling van verweerder dat een hoorzitting niet tot een andersluidend besluit zou hebben geleid, omdat sprake was van een dwingende en zelfstandige afwijzingsgrond en eiseres niet viel onder een van de uitzonderingscategorieën, maakt het voorgaande niet anders. Hiermee is sprake van een gebrek in de totstandkoming van het bestreden besluit. Dit gebrek wordt echter gepasseerd met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht omdat niet aannemelijk is geworden dat eiseres hierdoor is benadeeld. Eiseres heeft haar standpunt in beroep en op zitting uitgebreid naar voren kunnen brengen. Zoals uit het voorgaande blijkt, blijft verweerders standpunt in het bestreden besluit in stand. Vaststaat dat sprake is van een dwingende en zelfstandige afwijzingsgrond. Eiseres viel ten tijde van het nemen van het bestreden besluit niet onder één van de uitzonderingscategorieën en in beroep heeft zij niet aannemelijk gemaakt dat zij wel onder de uitzonderingscategorieën viel. Eiseres wilde voor de duur van twee maanden naar Nederland komen om tijd door te brengen met referent en om kennis te maken met zijn familie en vrienden in Nederland. Op grond hiervan is het, zoals verweerder stelt, duidelijk dat eiseres niet viel onder één van de uitzonderingscategorieën. Gelet daarop wordt eiseres door in stand lating van het bestreden besluit met toepassing van artikel 6:22 van de Awb niet benadeeld.
Conclusie beroep
12. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
13. Omdat eiseres terecht heeft gesteld dat sprake is van een zorgvuldigheidsgebrek (zie onder 11), ziet de rechtbank aanleiding om op grond van artikel 8:74, tweede lid, van de Awb te bepalen dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 178,- vergoedt.
14. Vanwege dat gebrek ziet de rechtbank aanleiding tot veroordeling van verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde van € 534,- en een wegingsfactor 1).