ECLI:NL:RBDHA:2021:9569

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 augustus 2021
Publicatiedatum
30 augustus 2021
Zaaknummer
09/129314-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van voormalig jeugdtrainer voor ontucht met minderjarig meisje

Op 30 augustus 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een voormalig jeugdtrainer, die werd beschuldigd van ontucht met een minderjarig meisje. De verdachte, geboren op 30 mei 1997, was op het moment van de feiten gedetineerd. De rechtbank heeft op basis van de tenlastelegging en het onderzoek ter terechtzitting geoordeeld dat de verdachte op meerdere tijdstippen tussen 28 januari en 6 februari 2021 in Zoetermeer ontuchtige handelingen heeft gepleegd met een veertienjarig meisje, dat de leeftijd van twaalf maar nog niet die van zestien jaren had bereikt. De verdachte heeft de minderjarige onder druk gezet en seksuele handelingen verricht, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer.

De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de verdediging die vrijspraak bepleitte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van het slachtoffer gedetailleerd en consistent waren, en dat deze steun vonden in ander bewijsmateriaal, zoals chatberichten en getuigenverklaringen. De verdachte is eerder veroordeeld voor vergelijkbare feiten, wat de rechtbank in strafverzwarende zin heeft meegewogen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan de tijd in voorlopige hechtenis in mindering wordt gebracht. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder klinische behandeling en een contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank heeft de nadruk gelegd op de ernst van de feiten en de noodzaak om de verdachte te behandelen voor zijn psychische stoornissen, die een rol hebben gespeeld in zijn gedrag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/129314-21 en 09/852119-19 (tul)
Datum uitspraak: 30 augustus 2021
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op 30 mei 1997 te [geboorteplaats] ,
[adres]
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan de Rijn, locatie Eikenlaan.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 16 augustus 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Kampen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. S.F.J. Smeets naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 28 januari 2021 tot en met 6 februari 2021 te Zoetermeer, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2006, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die (telkens) bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] , te weten het brengen en/of houden van zijn penis in de mond van [slachtoffer] en/of het zoenen van [slachtoffer] op haar mond.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde feit. Op specifieke punten van de raadsman zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
3.3.1.
Bewijsmiddelen
Aangifte stiefmoeder
[naam 1] (hierna: de stiefmoeder van [slachtoffer] ) heeft op 23 februari 2021 aangifte gedaan tegen de verdachte. Zij verklaarde dat haar stiefdochter [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ), geboren op [geboortedag 2] 2006, drie maal heeft afgesproken met de verdachte. Tijdens de eerste afspraak heeft de verdachte het hoofd van [slachtoffer] vastgepakt en haar een kus op de mond gegeven. Tijdens de tweede afspraak heeft de verdachte [slachtoffer] s hoofd naar zijn penis geduwd en heeft zij hem gepijpt. Tijdens de derde afspraak heeft [slachtoffer] hem ook gepijpt. [slachtoffer] heeft het verhaal niet zelf aan haar stiefmoeder verteld. De stiefmoeder van [slachtoffer] heeft het via de stiefmoeder van een vriendin van [slachtoffer] , genaamd [naam 2] (hierna: [naam 2] ), gehoord. Daarna heeft de stiefmoeder van [slachtoffer] het met [slachtoffer] besproken.
Verhoor van [slachtoffer]
heeft op 16 februari 2021 aan de politie verklaard dat de verdachte haar oude voetbaltrainer was en ze via snapchat contact met elkaar kregen. [2] Zij heeft in totaal drie keer met de verdachte afgesproken. De eerste keer was op 28 januari 2021. [slachtoffer] ging naar zijn flat aan de [adres] in Zoetermeer (hierna: de flat). De verdachte was aan het verhuizen en de flat stond leeg. Na wat te hebben gedronken, wilde hij weten of [slachtoffer] kon zoenen en hij wilde het haar leren. De verdachte heeft met beide handen het hoofd van [slachtoffer] gepakt en gaf haar een kus op haar mond. [slachtoffer] wilde dit niet. [3]
Op 1 februari 2021 hebben de verdachte en [slachtoffer] weer afgesproken. Tijdens een kaartspelletje in de flat van de verdachte zei de verdachte dat hij tips wilde geven over pijpen. Uiteindelijk ging de verdachte voor [slachtoffer] staan en trok zijn broek naar beneden. Hij stond tegen de muur. [slachtoffer] zat op de grond, omdat in de flat geen meubels stonden. Hij pakte haar hand en [slachtoffer] ging voor hem zitten. Na tien minuten duwde de verdachte haar hoofd tegen zijn lul aan. Toen ging [slachtoffer] hem pijpen. Zij wilde het eigenlijk niet en stopte een paar keer. De verdachte wilde dat [slachtoffer] verder ging. Het pijpen duurde ongeveer 10 minuten. De verdachte is niet in haar mond klaargekomen. [4] Na de tweede afspraak zei de verdachte tegen [slachtoffer] dat zij niemand mocht vertellen dat dit was gebeurd. [5]
Op 6 februari 2021 hebben [slachtoffer] en de verdachte weer afgesproken. Ze hebben eerst gevoetbald bij de flat en daarna wilde de verdachte weer gepijpt worden. Hij ging staan met zijn broek half naar beneden. [slachtoffer] heeft de verdachte toen 2 à 3 minuten gepijpt tot hij bijna klaarkwam. [6] Na die afspraak liet de verdachte niets meer van zich horen. [slachtoffer] heeft het met de verdachte gehad over haar ex-vriendje die haar gedumpt had, nadat ze dingen hadden gedaan. De verdachte heeft haar verteld dat hij dat nooit zou doen. Hij heeft haar wel geblokkeerd. [slachtoffer] verklaarde dat zij hierover met de verdachte heeft gechat op 12 februari 2021. [7]
Chatberichten tussen [slachtoffer] en de verdachte.
[slachtoffer] heeft een screenshot gemaakt van een Snapchatgesprek tussen “ [verdachte] ” en haar. Het screenshot is gemaakt op 6 februari 2021. [verdachte] zegt in het gesprek: “
Je komt naar mijn flat toch”. [slachtoffer] zegt vervolgens: “
Jaa”. [verdachte] antwoordt daarop met: “
Aight ben omw”.[slachtoffer] berichtte vervolgens: “
Ai k kom zo ja”.
De politie heeft op 19 juni 2021 in de telefoon van [slachtoffer] gekeken. [slachtoffer] heeft haar Instagramaccount geopend en het Instagramaccount van de verdachte opgezocht. De politie heeft de accountnaam [naam 3] zien staan met een aantal foto’s van een jongen, waarvan [slachtoffer] bevestigt dat het de verdachte is. Eén conversatie tussen [slachtoffer] en [naam 3] was nog zichtbaar. Dit bericht is verzonden op 12 februari 2021. [slachtoffer] bericht [naam 3] : “
K zei toch je zou me leaven als dit zou gebeuren”. [naam 3] reageert daarop met :“
Ik mag ff niks meer zegge weet alleen wou niet leaven. Ik heb nu geen tijd om te reageren ook sorry. Alles wat nog kan zegge please help me en snitch me niet. Ik zal je niet vergeten sorry voor all t gedoe”. [8]
Foto van [slachtoffer] in de flat van de verdachte
[slachtoffer] heeft een foto van zichzelf gemaakt toen zij in de flat was. Zij heeft deze foto gemaakt toen er nog geen verf of behang op de muren zat. [9] Op de foto is te zien dat [slachtoffer] tegen een kale wand staat.
3.3.2
Oordeel van de rechtbank
Betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer]
Het verweer van de verdediging komt er – kort gezegd – op neer dat de verklaringen van [slachtoffer] onbetrouwbaar zijn en niet als bewijs kunnen dienen voor het tenlastegelegde. De verklaringen zijn op (essentiële) onderdelen inconsistent, aldus de verdediging.
De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer] gedetailleerd en op essentiële onderdelen consistent zijn. De verklaringen komen authentiek op de rechtbank over.
Daarnaast weegt voor de betrouwbaarheid van de verklaringen mee dat uit het politiedossier volgt dat [slachtoffer] zelf helemaal geen aangifte wilde doen, omdat zij zich schaamde en vond dat het haar schuld was. [slachtoffer] heeft eerst met haar ex-vriendje [naam 4] gesproken over de seksuele handelingen met de verdachte. Vervolgens heeft zij hierover gesproken met haar vriendinnen [naam 2] en [naam 5] . Uit de verklaringen van [naam 4] en [naam 2] volgt dat [slachtoffer] het stil wilde houden voor haar ouders. Pas nadat de stiefmoeder van [naam 2] met de stiefmoeder van [slachtoffer] over de incidenten had gesproken en de stiefmoeder van [slachtoffer] hierover aansprak, is het doen van aangifte ter sprake gekomen. [slachtoffer] heeft ook eerst een informatief gesprek gevoerd met de politie. Pas na de aangifte door haar stiefmoeder heeft [slachtoffer] een uitvoerige verklaring bij de politie afgelegd, die overeenstemt met wat [slachtoffer] in het informatieve gesprek heeft verteld.
De rechtbank constateert met de verdediging dat de getuigen – [naam 4] , [naam 2] en [naam 5] – ieder op detailniveau een enigszins afwijkende weergave geven van het verhaal dat [slachtoffer] bij de politie heeft verteld. Dit ziet onder andere op de wijze waarop [slachtoffer] de moeder van de verdachte in of bij de flat is tegengekomen en de periode waarin de ontmoetingen tussen de verdachte en [slachtoffer] hebben plaatsgevonden. Deze verklaringen zijn echter gebaseerd op wat [slachtoffer] tegen deze getuigen heeft gezegd en vloeien niet voort uit eigen waarneming. Hierdoor is het naar het oordeel van de rechtbank niet onbegrijpelijk dat er – door de overdracht van informatie – verschillen zitten tussen de verklaringen van [naam 4] , [naam 2] , [naam 5] en die van [slachtoffer] . Bovendien kan [slachtoffer] ervoor gekozen hebben om de incidenten in hoofdlijnen te vertellen of om bepaalde onderdelen van wat er gebeurd is aan de ene persoon wel toe te vertrouwen, maar aan de andere persoon niet of minder. De verschillen leiden echter niet tot het oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer] niet betrouwbaar zijn, omdat ook de getuigenverklaringen op hoofdlijnen en op essentiële onderdelen in lijn zijn met de verklaringen van [slachtoffer] .
Dat [slachtoffer] – zoals de verdediging in dit verband ter terechtzitting suggereerde – het verhaal mogelijk zou hebben verzonnen, is niet aannemelijk gemaakt en de rechtbank heeft hiervoor geen aanwijzingen gevonden in het politiedossier. De rechtbank komt tot de slotsom dat de verklaringen van [slachtoffer] betrouwbaar zijn en dat haar verklaring afgelegd bij de politie op 16 februari 2021 voor het bewijs kan worden gebruikt.
Steunbewijs
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of de verklaring van [slachtoffer] voldoende steun vindt in overige bewijsmiddelen in het politiedossier. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat de verklaring van de aangever steun moet vinden in ander bewijsmateriaal. Niet is vereist dat elk onderdeel van het tenlastegelegde als zodanig bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal of dat het springende punt daarin steun vindt. Afdoende is dat de gebruikte verklaring op specifieke punten steun vindt in ander bewijsmateriaal, zodat die verklaring niet op zichzelf staat, maar ingebed is in een concrete context die bevestiging vindt uit andere bron (HR 26 januari 2010, LJN: BK2094, NJ 2010/512 en HR 6 maart 2012, LJN: BS7910, NJ 2012/251).
Het steunbewijs kan worden gevonden in de Snapchatberichten, waaruit volgt dat [slachtoffer] en de verdachte in de flat afspraken, de Instagramberichten over het ‘leaven’ door de verdachte en dat [slachtoffer] de verdachte niet mag ‘snitchen’, waarover [slachtoffer] bij de politie een duidelijke uitleg heeft gegeven die in lijn is met haar verklaringen. Over het “leaven” door de verdachte heeft [slachtoffer] immers verklaard dat dit gesprek betrekking had op de situatie dat de verdachte haar op social media geblokkeerd had na de seksuele handelingen. De foto van [slachtoffer] in de flat, met als achtergrond een kale wand, dient ook als steunbewijs. [slachtoffer] heeft immers verklaard dat in de flat geen meubels stonden in verband met de aanstaande verhuizing van de verdachte. Gelet op de verklaring van de verdachte ter terechtzitting over zijn verhuizing naar de flat per 1 april 2021 past het in de tijdslijn dat hij vanaf 28 januari 2021 al beschikte over de sleutels van de flat en dat deze nog moest worden voorzien van verf en behang.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op wat hiervoor is overwogen, de verklaringen van [slachtoffer] op belangrijke onderdelen voldoende steun vinden in andere bewijsmiddelen. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan onderdelen van die verklaringen waarvoor geen steunbewijs voorhanden is. Dit geldt temeer, omdat de verdachte ter terechtzitting geen verklaring heeft gegeven over de hierboven genoemde berichten en foto’s, maar wel meent een aantal chatberichten te herkennen. Tevens heeft de verdachte ter terechtzitting verklaard zich niets van de ten laste gelegde periode te kunnen herinneren, terwijl er geen medische indicatie is die zijn mogelijke geheugenverlies kan onderbouwen.
Ontuchtige karakter van de kus
Met betrekking tot het verweer van de raadsman dat de kus op de mond van [slachtoffer] geen ontuchtige handeling betreft, overweegt de rechtbank dat [slachtoffer] toen een jeugdig meisje was van veertien jaar en de verdachte een volwassen man van drieëntwintig jaar. Gelet op het aanzienlijke leeftijdsverschil, de omstandigheid dat [slachtoffer] nog niet de leeftijd van zestien jaar had bereikt, er tussen partijen geen affectieve relatie bestond en tijdens de kus enige mate van dwang werd uitgeoefend door de verdachte – door het met beide handen vastpakken van het hoofd van [slachtoffer] – is de rechtbank van oordeel dat hier sprake is van een handeling van seksuele aard die in strijd is met de sociaal-ethische norm. Dit leidt ertoe dat de rechtbank het verweer van de verdediging verwerpt.
Conclusie van de rechtbank
Gelet op al het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank de ten laste gelegde gedragingen wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 28 januari 2021 tot en met 6 februari 2021 te Zoetermeer met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2006, die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] , te weten het brengen en houden van zijn penis in de mond van [slachtoffer] en het zoenen van [slachtoffer] op haar mond.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaren en met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering voorgesteld.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd – voor het geval de rechtbank tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde zou komen – dat rekening dient te worden gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte. De raadsman acht het van belang dat de straf wordt beperkt, zodat de verdachte spoedig kan worden behandeld. Dit kan worden gerealiseerd door de onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk te stellen aan het reeds uitgezeten voorarrest.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft in een periode van tien dagen drie ontmoetingen met een veertienjarig meisje gehad, waarbij door hem ontuchtige handelingen bij haar zijn verricht, waaronder tweemaal seksueel binnendringen. Voorop staat dat een dergelijk feit in zijn algemeenheid als ernstig moet worden aangemerkt, ook indien de minderjarige zelf heeft ingestemd met de seksuele contacten. Door zijn seksuele handelingen heeft de verdachte ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het meisje. Dit doorkruist en verstoort een normale en gezonde seksuele ontwikkeling. Kinderen van een dergelijk jonge leeftijd kunnen de gevolgen van deze handelingen nog niet overzien. Ze dienen daarom hiertegen te worden beschermd.
Daarnaast heeft de verdachte in ieder geval bij het op de mond zoenen van het meisje en de eerste maal dat zij hem heeft gepijpt, enige vorm van dwang uitgeoefend. Hij heeft in beide gevallen namelijk haar hoofd vastgehouden, zonder zich ervan te vergewissen of zij deze seksuele handelingen wilde verrichten.
Van volwassen personen mag worden verwacht dat ze het overwicht dat ze op grond van hun leeftijd hebben op minderjarigen, niet misbruiken door met die minderjarige seksuele handelingen te verrichten en respect te hebben voor de integriteit van de zich nog ontwikkelende persoon. Daar komt bij dat de verdachte in de periode voor het tenlastegelegde de voetbaltrainer van het meisje is geweest. De verdachte heeft zich slechts laten leiden door de bevrediging van zijn eigen seksuele behoeften, zonder zich rekenschap te geven van de mogelijke schadelijke gevolgen hiervan voor het slachtoffer. Algemeen bekend is dat jeugdige slachtoffers van dergelijke zedendelicten in de regel nog geruime tijd de psychische gevolgen ondervinden van hetgeen hen is aangedaan. Dit geldt temeer aangezien de verdachte enige dwang bij haar heeft uitgeoefend. Dit valt de verdachte aan te rekenen.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 15 juli 2021. Op 12 november 2020 is de verdachte veroordeeld voor ontucht met twee minderjarige meisjes. Ondanks deze veroordeling, waarbij tevens een voorwaardelijke gevangenisstraf is opgelegd met een proeftijd van twee jaren, heeft dit de verdachte er niet van weerhouden om wederom ontuchtige handelingen te verrichten bij een minderjarig meisje dat bovendien in hetzelfde voetbalteam zat als één van de slachtoffers van de eerdere zaak en van wie de verdachte in het verleden ook de voetbaltrainer was. Dit zal de rechtbank in strafverzwarende zin meewegen.
De persoon van de verdachte
Over de verdachte is een dubbelrapportage Pro Justitia verschenen op 3 augustus 2021, opgesteld door GZ-psycholoog drs. M.H. Keppel en psychiater dr. D.J. Vinkers. Doordat de verdachte niet heeft meegewerkt, kon de psychiater niet zelfstandig onderzoek doen en evenmin de onderzoeksvragen beantwoorden. De verdachte heeft wel meegewerkt aan het onderzoek van de psycholoog.
Uit de rapportage van de psycholoog blijkt dat bij de verdachte sprake is van een psychische stoornis in de vorm van een autismespectrumstoornis, een andere gespecificeerde parafiele stoornis – een seksuele voorkeur voor minderjarige meisjes van elf tot en met veertien jaar – en aanwijzingen voor een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met vermijdende, afhankelijke en borderline trekken. De verdachte heeft moeite om zich te verplaatsen in anderen en hij kan sociale situaties moeilijk overzien. Het is voor de verdachte daardoor lastiger om aansluiting te vinden en gelijkwaardige, wederkerige relaties op te bouwen met leeftijdgenoten. Genoemde stoornissen waren aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde. De psycholoog kan niet vaststellen hoe en in welke mate de beschreven problematiek heeft doorgewerkt in het tenlastegelegde, zodat geen uitspraak wordt gedaan over de toerekenbaarheid. Wel lijkt het aannemelijk dat de parafiele stoornis een rol heeft gespeeld, indien het tenlastegelegde bewezen wordt verklaard, aldus de psycholoog.
Het risico op recidive wordt als matig tot hoog ingeschat. Belangrijke risicofactoren hierbij zijn dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een vergelijkbaar seksueel delict en dat direct na het afsluiten van de behandeling bij De Waag de verdachte opnieuw, binnen zijn proeftijd, met de politie in aanraking komt in verband met een vergelijkbare verdenking.
In geval van bewezenverklaring van het tenlastegelegde heeft behandeling in een ambulant
kader onvoldoende effect gehad. In dat geval wordt geadviseerd om een intensief klinisch behandeltraject in te zetten in een forensische kliniek waar expertise aanwezig is met betrekking tot autismespectrumproblematiek in combinatie met zedenproblematiek.
Ingeschat wordt dat een behandeling van zes tot twaalf maanden nodig zal zijn, waarna gewerkt kan worden aan een resocialisatietraject. Omdat de verdachte wil meewerken aan een klinisch traject, is het de verwachting dat het opleggen van bijzondere voorwaarden
voldoende is om het recidiverisico te verlagen. Het is wel van belang om een maximaal
reclasseringstoezicht op te leggen om hem langdurig te kunnen monitoren.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 3 augustus 2021. De reclassering adviseert net als de psycholoog bij een eventuele veroordeling een klinische opname en aansluitend ambulante behandeling en toezicht in de vorm van bijzondere voorwaarden met een proeftijd van vijf jaren. De overige bijzondere voorwaarden die worden geadviseerd, zijn: een meldplicht bij de reclassering, een contactverbod, het vermijden van contacten met minderjarigen en een verbod op bepaalde werkzaamheden. Ook adviseert de reclassering de dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden en het toezicht.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij wil meewerken aan de geadviseerde voorwaarden.
Strafmodaliteit en strafmaat
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van het feit en het strafblad van de verdachte, een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd. De rechtbank houdt echter rekening met het op deugdelijke en inzichtelijke wijze tot stand gekomen advies van de psycholoog. De parafiele stoornis was volgens de psycholoog aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde. Gelet hierop, het feit dat de verdachte in het vonnis van 12 november 2020 verminderd toerekeningsvatbaar is verklaard vanwege zijn autismespectrumstoornis en de gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogen en omdat er geen aanwijzingen zijn dat deze stoornissen bij de verdachte in de afgelopen periode zijn verminderd, zal de rechtbank de verdachte het bewezen verklaarde feit in verminderde mate toerekenen.
Gelet op het hiervoor genoemde en de straffen zoals die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, acht de rechtbank, in afwijking van de strafeis van de officier van justitie, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijftien maanden passend en geboden. De tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, zal hierop in mindering worden gebracht.

7.De vordering tot tenuitvoerlegging

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij vordering van 27 juli 2021 gevorderd dat de bij parketnummer 09/852119-19 door de meervoudige strafkamer van deze rechtbank op 12 november 2020 voorwaardelijke opgelegde straf van 180 dagen jeugddetentie ten uitvoer wordt gelegd wegens het niet naleven van de algemene voorwaarden.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
In verband met het belang dat de verdachte spoedig wordt behandeld voor zijn problemen, verzoekt de raadsman de rechtbank de proeftijd te verlengen en eventueel de bijzondere voorwaarden te wijzigen, zodat die dan overeenkomen met het advies van de reclassering.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De verdachte is bij vonnis van 12 november 2020 veroordeeld voor het meermalen plegen van ontucht met twee meisjes die de leeftijd van twaalf jaar, maar nog niet die van zestien jaar hadden bereikt. Ook van één van die slachtoffers was de verdachte de voetbaltrainer. De verdachte wist bij het plegen van het nu bewezen verklaarde strafbare feit dat hem nog een voorwaardelijke gevangenisstraf boven het hoofd hing. Ook wist hij wat de nadelige gevolgen voor minderjarigen zijn als met hen ontuchtige handelingen worden verricht. De verdachte was dus gewaarschuwd. Desondanks heeft de verdachte zich, nota bene binnen een paar weken nadat zijn behandeling bij de Waag was afgerond, wederom schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met de veertienjarige [slachtoffer] . Zij zat bovendien in hetzelfde voetbalteam als één van de slachtoffers in de eerdere strafzaak.
Ondanks dat er voldoende aanleiding is om de vordering tenuitvoerlegging toe te wijzen, zal de rechtbank dat in dit geval – bij wijze van uitzondering – niet doen. De rechtbank acht het van belang dat het recidiverisico in de toekomst tot een minimum wordt beperkt. Mede gelet op de adviezen van de psycholoog en de reclassering, is de rechtbank van oordeel dat de nadruk dient te liggen op klinische behandeling en aansluitend begeleiding van de verdachte. Het is in belang van de verdachte en de maatschappij dat de verdachte in aansluiting op zijn gevangenisstraf kan worden opgenomen in een zorginstelling en dat de verdachte nadien wordt begeleid.
Op basis van het bovenstaande, maar ook als stimulans voor de verdachte om mee te werken aan de (algemene en bijzondere) voorwaarden, acht de rechtbank gronden aanwezig om de proeftijd te verlengen met twee jaren ex artikel 6.6.19 van het Wetboek van Strafvordering en daarbij de bijzondere voorwaarden aan te passen, zoals die door de reclassering in haar strafadvies zijn geadviseerd. De rechtbank zal de maximaal geadviseerde termijn voor de klinische behandeling overnemen en deze stellen op (maximaal) twaalf maanden. De rechtbank wil hiermee ook het belang van de behandeling van de verdachte tot uitdrukking brengen.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Omdat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gevaar voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen veroorzaakt, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de hierna genoemde bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22b, 43a en 245 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals ze ten tijde van het bewezenverklaarde golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (VIJFTIEN) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
ten aanzien van de tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
wijst af de vordering van de officier van justitie strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de meervoudige strafkamer in de rechtbank Den Haag van 12 november 2020 in de zaak met parketnummer 09/852119-19 opgelegde straf voor zover voorwaardelijk opgelegd;
verlengt de in voormeld vonnis op twee jaren vastgestelde proeftijd met
TWEE JAREN;
wijzigt de in voormeld vonnis gestelde
bijzonderevoorwaarden, in die zin dat daaraan worden toegevoegd:
klinische behandeling
- de veroordeelde zich gedurende twaalf maanden of zoveel korter als zijn behandelaars in overleg met de reclassering nodig achten, laat opnemen in een nader te bepalen (intramurale) instelling, waarbij de veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van deze instelling worden gegeven, ook als dit inhoudt het innemen van medicijnen. Als de reclassering nadien een overgang naar begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de veroordeelde mee aan de daarvoor vereiste indicatiestelling en plaatsing;
ambulante behandeling na de klinische behandeling
- de veroordeelde zich gedurende de proeftijd (na afronding van de klinische behandeling) of zoveel korter als zijn behandelaars in overleg met de reclassering nodig achten, onder behandeling stelt van een nader te bepalen zorginstelling/deskundige, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling/deskundige aan te geven, ook als dit inhoudt het innemen van medicijnen;
contactverbod met [slachtoffer]
- de veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze contact legt of laat leggen – direct of indirect – met [slachtoffer] (geboren op [geboortedag 2] 2006), zolang de officier van justitie dat nodig acht. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
de overige algemene en bijzondere voorwaarden, zoals opgenomen in het vonnis van de meervoudige strafkamer in de rechtbank Den Haag van 12 november 2020 in de zaak met parketnummer 09/852119-19, blijven gelden;
toezicht
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
dadelijke uitvoerbaarheid
beveelt dat bovengenoemde bijzondere voorwaarden en het – op grond van artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht – uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.M.A. de Koning, voorzitter,
mr. V.J. de Haan, rechter,
mr. A.P. Sno, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. van Wetering, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 augustus 2021.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2021041210, van de politie eenheid Den Haag, dienst regionale recherche, afdeling thematische opsporing, team zeden (DH) (doorgenummerd p. 1 t/m 107).
2.Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] , p. 23 en 24.
3.Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] , p. 25.
4.Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] , p. 26 en 27.
5.Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] , p. 31.
6.Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] , p. 28.
7.Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] , p. 32.
8.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, p. 98 – 104.
9.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, p. 98 – 104.