Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 augustus 2021 in de zaak tussen
[eiser] , te , eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 20 augustus 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een terugkeerbesluit dat door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan eiser is opgelegd. Het terugkeerbesluit, dat op 26 november 2020 is genomen, gaf eiser een vertrektermijn van 28 dagen. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij betoogde dat hij ten onrechte een terugkeerbesluit was opgelegd. Eiser stelde dat de bewijslast bij de staatssecretaris ligt en dat er geen rekening is gehouden met de COVID-19 maatregelen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser onrechtmatig in Nederland verbleef en dat er geen omstandigheden zijn die het terugkeerbesluit onterecht maken. Eiser heeft verklaard terug te willen naar Colombia en heeft geen familie in Nederland. Ook heeft hij geen verblijfsrecht in een andere EU-lidstaat en geen gezondheidsproblemen die zijn terugkeer zouden bemoeilijken. De rechtbank oordeelde dat eiser niet heeft aangetoond dat hij vanwege COVID-19 niet zou kunnen terugkeren.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen vier weken na verzending van de uitspraak een beroepschrift in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als hij het niet eens is met de uitspraak.