ECLI:NL:RBDHA:2021:9535

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 augustus 2021
Publicatiedatum
27 augustus 2021
Zaaknummer
AWB 20/8882
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen terugkeerbesluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 20 augustus 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een terugkeerbesluit dat door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan eiser is opgelegd. Het terugkeerbesluit, dat op 26 november 2020 is genomen, gaf eiser een vertrektermijn van 28 dagen. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij betoogde dat hij ten onrechte een terugkeerbesluit was opgelegd. Eiser stelde dat de bewijslast bij de staatssecretaris ligt en dat er geen rekening is gehouden met de COVID-19 maatregelen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser onrechtmatig in Nederland verbleef en dat er geen omstandigheden zijn die het terugkeerbesluit onterecht maken. Eiser heeft verklaard terug te willen naar Colombia en heeft geen familie in Nederland. Ook heeft hij geen verblijfsrecht in een andere EU-lidstaat en geen gezondheidsproblemen die zijn terugkeer zouden bemoeilijken. De rechtbank oordeelde dat eiser niet heeft aangetoond dat hij vanwege COVID-19 niet zou kunnen terugkeren.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen vier weken na verzending van de uitspraak een beroepschrift in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als hij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/8882

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 augustus 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. L. Leenders),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 26 november 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd met een vertrektermijn van 28 dagen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Nadat het vooronderzoek was afgerond, heeft de rechtbank partijen meegedeeld dat zij het niet nodig achtte om in deze zaak een zitting te houden. Geen van beide partijen heeft binnen de gestelde termijn te kennen gegeven dat zij van hun recht om ter zitting te worden gehoord, gebruik willen maken. De rechtbank heeft daarom met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Verweerder heeft bij het bestreden besluit een terugkeerbesluit aan eiser opgelegd, omdat gebleken is dat eiser onrechtmatig in Nederland verblijft dan wel dat niet gebleken is dat eiser rechtmatig binnen Nederland verblijft. Volgens verweerder is verder niet van omstandigheden gebleken waardoor hij zou moeten afzien van het opleggen van het terugkeerbesluit.
Wat vindt eiser?
2. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en stelt dat hem ten onrechte een terugkeerbesluit is opgelegd. Volgens eiser rust de bewijslast bij verweerder voor de stelling dat hij ten tijde van het opleggen van het terugkeerbesluit niet rechtmatig in Nederland verbleef. Ook heeft verweerder ten onrechte geen rekening gehouden met de maatregelen rondom het COVID-19 virus.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
3.1
De rechtbank is met verweerder eens dat niet is gebleken dat eiser rechtmatig in Nederland verbleef ten tijde van het opleggen van het terugkeerbesluit. Hiertoe acht de rechtbank van belang dat uit het proces-verbaal blijkt dat eiser heeft verklaard dat hij terug wil naar Colombia, hij geen familie in Nederland heeft, hij geen verblijfsrecht in een andere lidstaat van de Europese Unie heeft, hij geen gezondheidsproblemen heeft en hij geen problemen verwacht bij terugkeer naar Colombia. Eiser heeft verder geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan verweerder van het terugkeerbesluit had moeten afzien. Dat de bewijslast op verweerder rust, volgt de rechtbank niet. Tot slot heeft eiser niet aangetoond dat hij vanwege het COVID-19 virus niet zou kunnen terugkeren naar zijn land van herkomst.
3.2
Gelet op het voorgaande heeft verweerder het terugkeerbesluit op goede gronden opgelegd.
Wat is de conclusie?
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 augustus 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.