ECLI:NL:RBDHA:2021:9534

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 augustus 2021
Publicatiedatum
27 augustus 2021
Zaaknummer
AWB 20/8926
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake intrekking verblijfsvergunning

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 20 augustus 2021 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn bezwaar tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had op 6 januari 2020 een primaire beslissing ontvangen waarin zijn verblijfsvergunning werd ingetrokken. Tegen deze beslissing heeft eiser op 12 mei 2020 een bezwaarschrift ingediend, maar dit werd door verweerder niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar werd geacht.

Eiser stelde dat hij tijdig bezwaar had gemaakt en dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, omdat hij dacht dat een telefonische bevestiging van zijn relatie met referente voldoende was. De rechtbank oordeelde echter dat eiser zijn stelling niet had onderbouwd en dat er geen omstandigheden waren die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten. De rechtbank benadrukte dat een te laat ingediend bezwaarschrift in beginsel niet-ontvankelijk is, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn.

De rechtbank concludeerde dat verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en de uitspraak werd openbaar uitgesproken op 20 augustus 2021.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/8926

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 augustus 2021 in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. P.R.L.V.M. Kruik),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 6 januari 2020 (primair besluit) heeft verweerder de verblijfsvergunning van eiser ingetrokken.
In het besluit van 13 november 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Nadat het vooronderzoek was afgerond, heeft de rechtbank partijen meegedeeld dat zij het niet nodig achtte om in deze zaak een zitting te houden. Geen van beide partijen heeft binnen de gestelde termijn te kennen gegeven dat zij van hun recht om ter zitting te worden gehoord, gebruik willen maken. De rechtbank heeft daarom met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Verweerder heeft op 12 mei 2020 het bezwaarschrift van eiser tegen het primaire besluit ontvangen. Eiser is vervolgens bij brief van 18 mei 2020 in de gelegenheid gesteld om uit te leggen waarom het bezwaarschrift niet op tijd is ingediend.
2. Verweerder heeft het bezwaar van eiser bij het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser te laat bezwaar heeft gemaakt en omdat de termijnoverschrijding volgens verweerder niet verschoonbaar is. Eiser heeft namelijk pas op 8 mei 2020, dus na de bezwaartermijn, contact opgenomen met verweerder over het primaire besluit en daarna schriftelijk bezwaar gemaakt.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en stelt dat zijn bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Volgens eiser heeft hij tijdig bezwaar gemaakt dan wel is de termijnoverschrijding verschoonbaar, omdat hij ervan uitging dat de telefonische bevestiging van zijn relatie met referente aan verweerder volstond. Eiser betwist ook dat zijn relatie met referente ooit is verbroken. Hij voert hierover inhoudelijke punten aan en doet ook een beroep op artikel 8 van het EVRM [1] . Tot slot voert eiser aan dat verweerder ten onrechte heeft afgezien van het horen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4.1
De rechtbank stelt voorop dat het in deze zaak alleen een oordeel geeft over de vraag of verweerder het bezwaar van eiser op goede gronden niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank gaat daarom niet in op de inhoudelijke gronden die eiser heeft aangevoerd ten aanzien van de intrekking van zijn verblijfsvergunning.
4.2
Voor zover eiser betoogt dat hij tijdig bezwaar heeft gemaakt, volgt de rechtbank hem hierin niet. Eiser heeft dit namelijk op geen enkele wijze onderbouwd.
4.3
De rechtbank overweegt verder dat een bezwaarschrift dat te laat is ingediend in beginsel niet-ontvankelijk wordt verklaard. Dat is slechts anders in uitzonderlijke gevallen, wanneer de indiener van het bezwaarschrift geen verwijt kan worden gemaakt. In dat geval wordt de termijnoverschrijding verschoonbaar geacht. [2]
4.4
In het geval van eiser zijn geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de overschrijding van de bezwaartermijn verschoonbaar is. Het feit dat eiser op 8 mei 2020 telefonisch contact heeft opgenomen met verweerder leidt niet tot een ander oordeel, nu de bezwaartermijn op dat moment al was verstreken. Niet is verder gebleken dat eiser niet in staat was om tijdig bezwaar te maken tegen het primaire besluit.
4.5
Nu eiser niet tijdig bezwaar heeft gemaakt en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is, heeft verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. Verweerder kon daarom ook afzien van het horen.
Wat is de conclusie?
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 augustus 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.De rechtbank verwijst naar de artikel 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht.