ECLI:NL:RBDHA:2021:9534
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake intrekking verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 20 augustus 2021 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn bezwaar tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had op 6 januari 2020 een primaire beslissing ontvangen waarin zijn verblijfsvergunning werd ingetrokken. Tegen deze beslissing heeft eiser op 12 mei 2020 een bezwaarschrift ingediend, maar dit werd door verweerder niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar werd geacht.
Eiser stelde dat hij tijdig bezwaar had gemaakt en dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, omdat hij dacht dat een telefonische bevestiging van zijn relatie met referente voldoende was. De rechtbank oordeelde echter dat eiser zijn stelling niet had onderbouwd en dat er geen omstandigheden waren die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten. De rechtbank benadrukte dat een te laat ingediend bezwaarschrift in beginsel niet-ontvankelijk is, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn.
De rechtbank concludeerde dat verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en de uitspraak werd openbaar uitgesproken op 20 augustus 2021.