ECLI:NL:RBDHA:2021:9524

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 augustus 2021
Publicatiedatum
27 augustus 2021
Zaaknummer
NL21.9083
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak met betrekking tot Dublin-overeenkomst

Op 23 augustus 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van het vreemdelingenrecht. De zaak betreft een beroep van de verzoeker tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, genomen op 10 juni 2021. De verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat hij het niet eens was met het bestreden besluit. De zitting vond plaats op 8 juli 2021 in Middelburg, waar de verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een waarnemer. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening behandeld, maar heeft geconcludeerd dat deze niet meer nodig is, aangezien er op dezelfde dag een uitspraak is gedaan in een verwante zaak (NL21.9082). Hierdoor is het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. W.M.P. van Alphen, in aanwezigheid van mr. R. Ben Sellam als griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.9083

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[Naam], verzoeker,

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. M.B. van den Toorn-Volkers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovacs).

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 10 juni 2021 (het bestreden besluit). Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, tezamen met de zaak NL21.9082, op 8 juli 2021 op zitting behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door mr. A.K.E. van den Heuvel, als waarnemer van zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen H. Abdulla. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL21.9082, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.M.P. van Alphen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.