ECLI:NL:RBDHA:2021:9515

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 augustus 2021
Publicatiedatum
26 augustus 2021
Zaaknummer
C/09/614803 / JE RK 21-1659
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van de opvoedsituatie en ontwikkeling

In deze zaak heeft de kinderrechter op 17 augustus 2021 uitspraak gedaan over het verzoek van de vader om de ondertoezichtstelling van zijn minderjarige dochter te verlengen. De minderjarige, geboren in 2013, verblijft feitelijk bij haar grootouders moederszijde en is erkend door de vader. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 28 augustus 2021. De vader verzocht om een verlenging van de ondertoezichtstelling voor een periode van één jaar, omdat hij meende dat de ontwikkeling van de minderjarige ernstig werd bedreigd door de weerstand van de moeder en de grootouders tegen contact met hem. De kinderrechter heeft echter vastgesteld dat er geen ernstige zorgen zijn over de opvoedsituatie van de minderjarige. De gecertificeerde instelling en de Raad voor de Kinderbescherming hebben aangegeven dat er voldoende samenwerking is met de hulpverlening en dat de minderjarige een positieve ontwikkeling doormaakt. De kinderrechter concludeert dat de gronden voor ondertoezichtstelling niet aanwezig zijn en wijst het verzoek van de vader af. De ondertoezichtstelling eindigt derhalve van rechtswege op 28 augustus 2021.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/614803 / JE RK 21-1659
Datum uitspraak: 17 augustus 2021

Beschikking van de kinderrechter

Afwijzing verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak naar aanleiding van het op 12 juli 2021 ingekomen verzoekschrift van:

[de man]

hierna te noemen: de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M.P. Friperson, gevestigd te Den Haag,
betreffende:
-
[minderjarige]geboren op [geboortedag] 2013 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de vrouw]

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. J.W. Stok, gevestigd te Delft,

[pleegvader] en [pleegmoeder] ,

hierna te noemen: de grootouders moederszijde,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,

de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden,

hierna te noemen: de Raad.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift met bijlagen d.d. 9 juli 2021 van de advocaat van de vader;
  • het advies d.d. 3 augustus 2021 van de Raad;
  • het e-mailbericht d.d. 16 augustus 2021 van de gecertificeerde instelling.
Op 17 augustus 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
  • de advocaat van de vader;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de grootmoeder moederszijde;
  • [vertegenwoordigers van de GI] , namens de gecertificeerde instelling;
  • [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling.
Hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, is de vader niet ter zitting verschenen.
Uit het e-mailbericht van de gecertificeerde instelling d.d. 16 augustus 2021 volgt dat [pleegvader] , de grootvader moederszijde, tevens pleegvader van [minderjarige] , is overleden.

Feiten

  • [minderjarige] is erkend door de vader.
  • De moeder is van rechtswege alleen met het ouderlijk gezag over [minderjarige] belast.
  • [minderjarige] verblijft feitelijk bij de grootouders moederszijde.
  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 25 november 2020, verbeterd bij beschikking d.d. 22 februari 2021, de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd van 28 november 2020 tot 28 augustus 2021, alsmede voor dezelfde duur de machtiging verlengd om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een netwerkpleeggezin, te weten bij de grootouders moederszijde.

Verzoek en verweer

Namens de vader is verzocht de ondertoezichtstelling te verlengen voor de periode van één jaar. Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting is het volgende aan het verzoek ten grondslag gelegd. Er is sprake van een situatie waarin [minderjarige] ernstig wordt bedreigd in haar ontwikkeling. Deze bedreiging kan worden weggenomen door middel van het gedwongen kader van de ondertoezichtstelling. Deze bedreiging is te herleiden tot de weerstand van de moeder en de grootouders moederszijde jegens de vader. Het ontbreekt aan enige communicatie tussen de moeder en de grootouders moederszijde enerzijds en de vader anderzijds. De strijd tussen hen is beangstigend en schadelijk voor [minderjarige] . In het geval van beëindiging van de ondertoezichtstelling zullen de moeder en de grootouders moederszijde niet op vrijwillige basis [minderjarige] (blijven) stimuleren in het contact met de vader en zal de vader geen enkele rol meer spelen in het leven van [minderjarige] . Er is recentelijk hulpverlening voor [minderjarige] ingezet. Deze hulpverlening is echter niet gericht op het contactherstel met de vader. Een ondertoezichtstelling is het enige middel om het contact tussen de vader en [minderjarige] tot stand te brengen. Er moet hulpverlening worden ingezet gericht op het contactherstel, waarbij aandacht is voor het zorgelijke gedrag dat [minderjarige] laat zien. Er zal naar [minderjarige] toe duidelijk gemaakt moeten worden dat het contact met de vader geen keuze is, maar een verplichting waaraan zij zal moeten meewerken. Middels de inzet van de juiste hulpverlening kan [minderjarige] hierin worden begeleid om het contact met de vader zo min mogelijk belastend te laten verlopen.
De gecertificeerde instelling heeft verweer gevoerd tegen het verzochte en daartoe het volgende aangedragen. De gecertificeerde instelling is tot de conclusie gekomen dat een verlenging van de ondertoezichtstelling niet langer in het belang van [minderjarige] kan worden geacht. Een ondertoezichtstelling heeft geen meerwaarde. Er is geen sprake van een bedreiging in de actuele opvoedingssituatie van [minderjarige] . De moeder en de grootmoeder moederszijde bevorderen het contact van [minderjarige] met de vader. Er is psycho-educatie voor [minderjarige] ingezet om het contact met de vader te bevorderen. Indien de ondertoezichtstelling wordt beëindigd zal pleegzorg in het vrijwillig kader betrokken blijven en zich richten op de omgang met de vader. Het afdwingen van de omgang met de vader is niet in het belang van [minderjarige] . De moeder en de grootmoeder moederszijde werken mee aan de hulpverlening.
De Raad sluit zich aan bij hetgeen de gecertificeerde instelling ter zitting naar voren heeft gebracht.
Namens de moeder is verweer gevoerd tegen het verzochte en verzocht het verzoek van de vader af te wijzen. Daartoe is ter zitting het volgende aangevoerd. De gecertificeerde instelling heeft een uitgebreide en onderbouwde beslissing genomen om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] niet te verlengen. Deze beslissing is ook getoetst door de Raad. De moeder ziet geen meerwaarde in het verlengen van de ondertoezichtstelling. Daarnaast zijn er ook geen gronden om de ondertoezichtstelling te verlengen. [minderjarige] vertoont weerstand tegen de omgang met de vader. De moeder is beschadigd door de relatie met de vader.
De grootmoeder moederszijde is het eens met het besluit van de gecertificeerde instelling om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] niet meer te verlengen.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling niet, althans onvoldoende, aanwezig zijn.
Daartoe overweegt de kinderrechter als volgt. Sinds 2019 is er sprake van een ondertoezichtstelling van [minderjarige] . De gecertificeerde instelling heeft besloten om geen verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] bij de rechtbank in te dienen. Zij hebben dit besluit ter toetsing voorgelegd bij de Raad. De Raad heeft ingestemd met het voorgenomen besluit van de gecertificeerde instelling om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] niet (meer) te verlengen. De kinderrechter dient het voorliggende verzoek te toetsen aan de hand van de vraag of er in de actuele opvoedingssituatie van [minderjarige] sprake is van een bedreiging in haar ontwikkeling. Naar het oordeel van de kinderrechter is daar geen sprake meer van. De kinderrechter kan zich vinden in hetgeen daaromtrent door de advocaat van de moeder en de gecertificeerde instelling ter zitting is aangevoerd. Er zijn geen ernstige zorgen rondom de opvoedsituatie van [minderjarige] , er wordt voldoende meegewerkt aan de hulpverlening en [minderjarige] laat een positieve algehele ontwikkeling zien. Het stimuleren van het contact van [minderjarige] met de vader sinds februari 2020 heeft niet het gewenste effect gehad. Hoewel onbelast contact tussen [minderjarige] en de vader in het kader van de identiteitsontwikkeling van [minderjarige] wenselijk is, is het gedwongen tot stand brengen van het contact momenteel niet realistisch en haalbaar. De druk en stress die [minderjarige] lijkt te ervaren in en rondom het contact met de vader acht de kinderrechter schadelijk. Het afdwingen van de omgang met de vader kan niet in het belang van [minderjarige] worden geacht. Daarnaast merkt de kinderrechter in dit verband op dat een ondertoezichtstelling er niet voor bedoeld is om slechts de omgang met één van de ouders tot stand te brengen. Zoals hierboven overwogen is er geen sprake van een ernstige bedreiging in de ontwikkeling van [minderjarige] , waardoor de kinderrechter het verzoek van de vader tot verlenging van de ondertoezichtstelling zal afwijzen. Dit brengt met zich mee dat de ondertoezichtstelling van rechtswege zal eindigen op 28 augustus 2021.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
wijst af het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 augustus 2021 door mr. A.J. Japenga, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.P.M. van der Hoorn als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 23 augustus 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.