In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 augustus 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Venezolaanse eiseres. De eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het beroep van de eiseres tegen deze afwijzing. De eiseres stelde dat zij bedreigd en mishandeld was door leden van de criminele bende Adrian y Sleiter, en dat zij vreesde voor haar veiligheid bij terugkeer naar Venezuela. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris aanvankelijk de geloofwaardigheid van de asielverklaring van de eiseres erkende, maar later zijn standpunt wijzigde en stelde dat de eiseres zich elders in Venezuela kon vestigen om aan de bende te ontsnappen. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd waarom de verklaring van de eiseres over de banden van de bende met de autoriteiten ongeloofwaardig was. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de Staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen, waarbij de geloofwaardigheid van de asielverklaring opnieuw moet worden beoordeeld. Tevens werd de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de eiseres.