ECLI:NL:RBDHA:2021:9417

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 augustus 2021
Publicatiedatum
26 augustus 2021
Zaaknummer
C/09/614329 / JE RK 21-1567
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een pleeggezin

In deze zaak heeft de kinderrechter op 11 augustus 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. [minderjarige] is kort na haar geboorte in een pleeggezin geplaatst, waar zij in een veilige en stabiele omgeving opgroeit. De ouders van [minderjarige] kunnen niet voor haar zorgen, maar het is van belang dat zij betrokken blijven in haar leven. De kinderrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift van de gecertificeerde instelling, de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, dat strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor een jaar en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een pleeggezin.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] goed gehecht is aan de pleegouders en dat de ouders, beiden met eigen problematiek, onvoldoende in staat zijn om de verzorging en opvoeding van [minderjarige] te waarborgen. De ouders hebben aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling, maar wensen dat [minderjarige] terug bij hen geplaatst wordt. De kinderrechter heeft overwogen dat de gronden voor ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn, en dat het in het belang van [minderjarige] is om de huidige maatregelen te verlengen.

De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 14 augustus 2022 en de machtiging tot uithuisplaatsing eveneens verlengd voor dezelfde periode. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De ouders zullen ondersteund worden in hun rol als ouders op afstand, en er zal onderzoek gedaan worden naar de gezagssituatie van de ouders. De kinderrechter benadrukt het belang van passend en betekenisvol contact tussen [minderjarige] en haar ouders in het kader van haar ontwikkeling.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/614329 / JE RK 21-1567
Datum uitspraak: 11 augustus 2021

Beschikking van de kinderrechter

Verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van het op 1 juli 2021 ingekomen verzoekschrift van:

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
betreffende:
- [minderjarige]geboren op [geboortedag] 2020 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man]

hierna te noemen: de vader,
en
[de vrouw],
hierna te noemen: de moeder,
hierna gezamenlijk te noemen: de ouders,
beiden wonende te [woonplaats]
advocaat: mr. S. Kranendonk, gevestigd te ’s-Gravendeel,

[pleegouders] ,

hierna te noemen: de pleegouders,
wonend op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift met bijlagen d.d. 29 juni 2021.
Op 11 augustus 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
  • de ouders, bijgestaan door hun advocaat;
  • [mentor] van de moeder als toehoorder;
  • dhr. [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling.
Hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, zijn de pleegouders niet ter zitting verschenen.

De feiten

  • [minderjarige] is erkend door de vader.
  • De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
  • [minderjarige] verblijft feitelijk in een voorziening voor pleegzorg.
  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 6 augustus 2020 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd van 14 augustus 2020 tot 14 augustus 2021.
  • De meervoudige kamer van deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 20 mei 2021 de aan de gecertificeerde instelling verleende machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengd van 27 mei 2021 tot 14 augustus 2021.

Het verzoek

Het verzoek strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode van één jaar, alsmede tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling. De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. [minderjarige] is goed gehecht in het pleeggezin. De pleegouders zijn belangrijke hechtingsfiguren. De ouders zijn beiden belast met eigen problematiek, waardoor zij onvoldoende beschikbaar zijn om de verzorging en opvoeding van [minderjarige] vorm te geven. Hierbij dreigt onmacht en handelingsverlegenheid in de opvoeding. Onderzoek van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (hierna: NIFP) wijst uit dat het perspectief, wegens de gehechtheid van [minderjarige] aan de pleegouders en de onmacht wegens problematiek van de ouders, in het huidige pleeggezin ligt. Het is niet in het belang van [minderjarige] om haar op te laten groeien in de thuissituatie bij haar biologische ouders. Het komend jaar zal onderzoek gedaan worden naar de gezag situatie van de ouders. De gecertificeerde instelling is voornemens de ouders een schriftelijke aanwijzing te geven met betrekking tot het wijzigen van de omgangsregeling naar een keer per maand voor de duur van twee uur. Op basis van de CHOP-list wordt gekeken welke bezoekregeling passend is voor [minderjarige] . Een verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing is nodig om de plaatsing van [minderjarige] bij de pleegouders te kunnen continueren, passend en positief contact tussen de ouders en [minderjarige] te genereren en een gezagsbeëindigende maatregel te kunnen onderzoeken.

Het standpunt van de ouders

Namens en door de ouders is het volgende aangegeven. De ouders hebben geen bezwaar tegen het toewijzen van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling. Zij begrijpen dat zij hulp nodig hebben. Ten aanzien van de machtiging tot uithuisplaatsing zouden de ouders graag zien dat [minderjarige] terug wordt geplaatst bij de ouders. Doordat [minderjarige] zo kort na de geboorte uit huis geplaatst is hebben de ouders het gevoel dat zij geen kans hebben gehad om de verzorging en opvoeding van [minderjarige] zelf te dragen. De ouders hebben weinig omgang met [minderjarige] , waardoor zij van hen vervreemd raakt. De moeder maakt zich zorgen om de ontwikkeling van [minderjarige] en heeft dit bij de gecertificeerde instelling aangegeven. Er wordt echter niet naar haar geluisterd. De communicatie tussen de gecertificeerde instelling en de ouders verloopt stroef en er is sprake van veel wisselingen van jeugdbeschermers. De ouders hebben steeds minder vertrouwen in de gecertificeerde instelling. Indien [minderjarige] niet meer bij de ouders terugkeert zouden de ouders graag zien dat [minderjarige] een dag of een weekend bij hen kan verblijven.

De beoordeling

De kinderrechter overweegt allereerst het volgende. Op grond van artikel 265 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) is de rechter van de woonplaats van de minderjarige of, bij gebreke van een woonplaats in Nederland, van het werkelijk verblijf van de minderjarige, bevoegd om van het onderhavig verzoek kennis te nemen.
In gevolge artikel 1:12 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is de woonplaats van de minderjarige dezelfde als de woonplaats van degene die het gezag over de minderjarige uitoefent. Aangezien de met het gezag belaste ouders woonachtig zijn te [woonplaats] is de rechtbank Rotterdam bevoegd om van het verzoek kennis te nemen en niet de rechtbank Den Haag.
Ingevolge artikel 270, eerste lid, Rv vindt verwijzing niet plaats indien de verzoeker en de opgeroepen belanghebbenden hebben aangegeven dat zij geen verwijzing wensen. Nu de gecertificeerde instelling en de belanghebbenden ter zitting geen verweer hebben gevoerd tegen de behandeling van het verzoek door de kinderrechter in de rechtbank Den Haag, acht de kinderrechter zich alsnog bevoegd om van het verzoek kennis te nemen en zal zij de zaak inhoudelijk behandelen.
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is de ondertoezichtstelling te verlengen als verzocht. Voorts is de kinderrechter van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing nog aanwezig zijn.
Daartoe wordt als volgt overwogen. [minderjarige] is vier dagen na de geboorte in het huidige perspectief biedende pleeggezin geplaatst. De beslissing over het opvoedperspectief van [minderjarige] is reeds in een eerder stadium genomen, door zowel de gecertificeerde instelling als de meervoudige kamer in deze rechtbank, en dat vormt het kader waarbinnen nu verder gekeken en beoordeeld wordt. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting volgt dat [minderjarige] bij de pleegouders in een veilige en stabiele omgeving opgroeit. Zij is bovendien goed gehecht aan de pleegouders. Zowel de vader als de moeder kampen ieder met hun eigen, complexe problematiek. De moeder heeft een licht verstandelijke beperking, waardoor zij voortdurend zorg in nabijheid nodig heeft omdat zij onvoldoende zelfstandig kan functioneren. De vader heeft een stoornis in het autistisch spectrum, waardoor het voor hem lastig is om zich aan te sluiten bij de (steeds veranderende) opvoedbehoeften van [minderjarige] . Dit maakt dat zij de verzorging en opvoeding van [minderjarige] niet kunnen dragen. Uit een eerder verricht NIFP-onderzoek vloeit voort dat het perspectief van [minderjarige] , wegens de gehechtheid van [minderjarige] aan de pleegouders en de beperkte vaardigheden en persoonlijke problematiek van de ouders, in het huidige pleeggezin ligt. In het NIFP-rapport wordt geconcludeerd dat een terugplaatsing van [minderjarige] niet in haar belang kan worden geacht en er wordt geadviseerd om het perspectief van [minderjarige] bij de pleegouders te laten. Het komende jaar zal door de Raad voor de Kinderbescherming onderzoek gedaan worden naar de vraag of het gezag bij de ouders dient te blijven. De jeugdbeschermer kan de ouders ondersteunen in het wennen aan hun rol van ouder op afstand. Het feit dat de ouders niet voor [minderjarige] zorgen wil echter niet zeggen dat zij niet betrokken moeten worden in het leven van [minderjarige] . Het is daarbij van groot belang dat de gecertificeerde instelling steeds zal blijven onderzoeken en evalueren welke vorm en frequentie van de bezoeken in het belang van de ontwikkeling van [minderjarige] en haar relatie met de ouders kan worden geacht. Hierbij staat passend en betekenisvol contact in het kader van de identiteitsontwikkeling van [minderjarige] centraal.
Op grond van het voorgaande kan een verlenging van de huidige kinderbeschermingsmaatregelen voor de verzochte duur van één jaar in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige] worden geacht.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] van 14 augustus 2021 tot 14 augustus 2022 met behoud van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering als gecertificeerde instelling die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling;
en
verlengt de aan William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering verleende machtiging [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg van 14 augustus 2021 tot 14 augustus 2022, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling,
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 augustus 2021 door mr. A.J. Japenga, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.P.M. van der Hoorn als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 20 augustus 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.