ECLI:NL:RBDHA:2021:9415

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 augustus 2021
Publicatiedatum
26 augustus 2021
Zaaknummer
C/09/615423 / JE RK 21-1799
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van kinderen in een gezin met geweldsincidenten

In deze zaak heeft de kinderrechter op 11 augustus 2021 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van vijf minderjarige kinderen en een ongeboren kind van een gezin dat afkomstig is uit Syrië. De kinderen zijn getuige geweest van fors geweld binnen het gezin, waarbij de vader momenteel in een penitentiaire inrichting verblijft na een geweldsincident jegens de moeder. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 22 en 30 juli 2021 verzoekschriften ingediend voor de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen in een onveilig pedagogisch klimaat leven en dat de ouders niet in staat zijn om hen adequaat te beschermen.

Tijdens de zitting zijn de kinderen afzonderlijk gehoord, en de moeder heeft ingestemd met de uithuisplaatsing. De vader heeft verweer gevoerd en beschuldigt de moeder van geweld. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de gronden voor ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing aanwezig zijn, gezien de complexe gezinssituatie en de traumatische ervaringen van de kinderen. De kinderrechter heeft de verzoeken van de Raad toegewezen en de kinderen onder toezicht gesteld van Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, met een machtiging tot uithuisplaatsing bij de moeder voor een periode van zes maanden. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en kan binnen drie maanden in hoger beroep worden aangevochten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/615722 / JE RK 21-1853 en C/09/615423 / JE RK 21-1799
Datum uitspraak: 11 augustus 2021

Beschikking van de kinderrechter

Voorlopige ondertoezichtstelling; niets meer te beslissen
Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak naar aanleiding van de op 22 en 30 juli 2021 ingekomen verzoekschriften van:
de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden(hierna te noemen: de Raad),
betreffende:
-
[minderjarige 1]geboren op [geboortedag 1] 2004 te [geboorteplaats 1] (Syrië),
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
-
[minderjarige 2] ,geboren op [geboortedag 2] 2006 te [geboorteplaats 2] (Syrië),
hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
-
[minderjarige 3]geboren op [geboortedag 3] 2011 te [geboorteplaats 1] (Syrië),
hierna te noemen: [minderjarige 3] ,
-
[minderjarige 4], geboren op [geboortedag 4] 2019 te [geboorteplaats 1] (Syrië),
hierna te noemen: [minderjarige 4] ,
-
[minderjarige 5]geboren op [geboortedag 5] 2020 te [geboorteplaats 3] (Nederland),
hierna te noemen: [minderjarige 5] ,
-
het nog ongeboren kindvan de hierna te noemen moeder,
hierna te noemen: het nog ongeboren kind,
hierna gezamenlijk ook te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man]

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] ,
thans feitelijk verblijvende in de Penitentiaire Inrichting te Alphen aan den Rijn,

[de vrouw]

hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Het procesverloop

Bij beschikking d.d. 30 juli 2021 van de kinderrechter in deze rechtbank zijn de kinderen voorlopig onder toezicht gesteld van 30 juli 2021 tot 13 augustus 2021. Daarnaast is voor dezelfde duur machtiging verleend [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] , [minderjarige 4] en [minderjarige 5] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de moeder met gezag. De behandeling van het verzoek is voor het overige aangehouden tot deze zitting.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook:
  • voornoemde beschikking d.d. 30 juli 2021;
  • de verzoekschriften met bijlage(n) van de Raad d.d. 8 juli en 30 juli 2021;
  • het aanvullende verzoek van de Raad d.d. 6 augustus 2021.
Op 11 augustus 2021 is de behandeling van de zaak ter zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij zijn verschenen:
  • de vader, bijgestaan door een tolk in de Syrisch-Arabische taal;
  • de moeder, bijgestaan door een tolk in de Syrisch-Arabische taal;
  • [vertegenwoordigers van de GI] , namens de gecertificeerde instelling;
  • mw. [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn, afzonderlijk van elkaar en bijgestaan door een tolk in de Syrisch-Arabische taal, voorafgaand aan de zitting door de kinderrechter in raadkamer gehoord.

De feiten

  • De vader en de moeder zijn met elkaar gehuwd.
  • De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
  • De kinderen verblijven feitelijk bij de moeder op een geheime locatie.

Het verzoek

Het verzoek strekt tot ondertoezichtstelling van de kinderen voor de periode van één jaar en tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] , [minderjarige 4] en [minderjarige 5] bij de moeder voor de duur van zes maanden. De Raad heeft het verzoek, blijkens de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, als volgt gemotiveerd. In het gezin is sprake van fors geweld, waar de kinderen getuige van zijn geweest. Het is de ouders niet gelukt om de kinderen hiertegen te beschermen. Bij het laatste incident is de moeder ernstig gewond geraakt en heeft [minderjarige 2] kunnen voorkomen dat de moeder nog meer geweld kon worden aangedaan. Om de veiligheid van de kinderen te waarborgen is het belangrijk dat zij met een machtiging tot uithuisplaatsing bij de moeder verblijven. De vader staat niet achter de plaatsing van de kinderen bij de moeder. Er moet hulpverlening voor het gezin worden opgestart en er dient bekeken te worden op welke wijze er weer contact tussen de kinderen en de vader kan plaatsvinden.

De standpunten

De gecertificeerde instelling sluit zich aan bij het verzoek van de Raad. Ter zitting heeft de gecertificeerde instelling aangegeven dat zij hard bezig zijn om passende hulpverlening voor de moeder en de kinderen in te zetten. Het gezin wenst niet terug te keren naar de woning waar het incident heeft plaatsgevonden. Een andere woning is momenteel echter niet voorhanden.
De moeder heeft ingestemd met het verzochte. Ter zitting heeft zij aangegeven dat zowel de kinderen als de moeder zich niet veilig voelen als de vader uit de gevangenis komt.
Het gezin is heel bang voor de vader. De moeder hoopt dat op korte termijn een andere woning voor haar en de kinderen wordt gevonden, ook omdat de vader hun daar weet te vinden.
De vader heeft verweer gevoerd tegen het verzochte en ter zitting naar voren gebracht dat de moeder degene is die de kinderen slaat. De moeder is de schuldige, veroorzaakt de problemen in het gezin en is geestelijk niet in orde, aldus de vader.

De beoordeling

Allereerst stelt de kinderrechter vast dat de Raad, blijkens het aanvullende verzoek d.d. 6 augustus 2021, het eerder ingediende verzoek tot voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing bij de moeder voor de duur van drie maanden heeft gewijzigd naar een reguliere ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing bij de moeder voor de duur van zes maanden. De kinderrechter constateert derhalve dat met betrekking tot het verzoek tot voorlopige ondertoezichtstelling met zaaknummer C/09/615722 geen beslissing meer hoeft te worden genomen.
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig zijn. Voorts is de kinderrechter van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing aanwezig zijn.
Daartoe overweegt de kinderrechter als volgt. Het gezin kent een belaste voorgeschiedenis met traumatische gebeurtenissen. Zij zijn van een land in oorlog, Syrië, naar Nederland gevlucht. Er is reeds langere tijd sprake van fors geweld, ruzie en spanningen tussen de ouders waarbij zich ernstige incidenten hebben voorgedaan. Hierbij hebben de kinderen lange tijd geleefd in een onvoorspelbaar, onveilig pedagogisch klimaat met twee ouders die niet in staat zijn gebleken om de kinderen adequaat te beschermen. Het laatste incident dateert van 29 juli 2021, waarbij de vader de moeder ernstig letsel heeft toegebracht in de nabijheid van de kinderen. Naar aanleiding van dit incident is de vader aangehouden door de politie en verblijft hij momenteel in de penitentiaire inrichting. Een machtiging tot uithuisplaatsing is noodzakelijk omdat de ouders gezamenlijk belast zijn met het gezag en de vader niet met de plaatsing van de kinderen bij de moeder kan instemmen. Gelet op de complexe gezinssituatie is de betrokkenheid van een jeugdbeschermer van belang zodat passende hulpverlening voor het gezin kan worden ingezet en zicht wordt gehouden op de belangen en de behoeften van de kinderen. Gezien het feit dat de moeder en de kinderen zich (logischerwijs) onveilig voelen in het contact met de vader en het vervolg van het strafrechtelijk proces van de vader vooralsnog onduidelijk is moet bezien worden of en zo ja, op welke wijze er weer contact kan gaan plaatsvinden met de vader. In het belang van de kinderen zal de kinderrechter het verzoek daarom toewijzen zoals verzocht.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt vast dat er niets meer te beslissen valt ten aanzien van het verzoek tot voorlopige ondertoezichtstelling met zaaknummer C/09/615722;
stelt [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] , [minderjarige 4] , [minderjarige 5] en het nog ongeboren kind van de moeder
van 13 augustus 2021 tot 13 augustus 2022 onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland;
machtigt Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] , [minderjarige 4] en [minderjarige 5] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de moeder van 13 augustus 2021 tot 13 februari 2022;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 augustus 2021 door mr. A.J. Japenga, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.P.M. van der Hoorn als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 20 augustus 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.