ECLI:NL:RBDHA:2021:9409
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd wegens verbroken relatie en hoorplicht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 augustus 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen de intrekking van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd van eiseres, die de Egyptische nationaliteit heeft. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de verblijfsvergunning ingetrokken met ingang van 3 november 2019, omdat de relatie tussen eiseres en haar referent, [Naam 2], volgens de staatssecretaris was verbroken. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt en beroep ingesteld, waarbij zij stelde dat de intrekking onterecht was, mede omdat zij door de coronapandemie gedwongen was om in Egypte te blijven en niet op de hoogte was van de echtscheidingsprocedure die referent had gestart.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet betwist dat de relatie met referent was verbroken, maar dat er onvoldoende bewijs was dat de relatie al op 3 november 2019 was beëindigd. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de hoorplicht had geschonden door eiseres niet in bezwaar te horen, wat een motiveringsgebrek opleverde. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de feiten en omstandigheden die eiseres in bezwaar heeft aangevoerd. Tevens heeft de rechtbank eiseres in de proceskosten veroordeeld tot een bedrag van € 1.496,-.
De uitspraak benadrukt het belang van de hoorplicht in bestuursrechtelijke procedures en de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van de omstandigheden van de betrokken partijen, vooral in zaken die betrekking hebben op verblijfsrecht en de bescherming van kwetsbare groepen.