4.4De beoordeling van de tenlastelegging
Feit 13
Het dossier ten aanzien van feit 13 bevat een sfeerproces-verbaal waarin - kort gezegd - is gerelateerd dat de verblijfsvergunning van de verdachte op 15 januari 2017 is ingetrokken en dat aan hem een zwaar inreisverbod is opgelegd. Op 11 februari 2021 hebben de Marokkaanse autoriteiten een laissez-passer afgegeven. De verdachte zou vervolgens op 26 februari 2021 uitreizen naar Marokko, maar deze vlucht – en ook alle andere vluchten naar Marokko - zijn geannuleerd door de uitbraak van het coronavirus.
De rechtbank stelt vast dat de stukken waarover wordt gesproken in het sfeerproces-verbaal niet aan het strafdossier zijn toegevoegd. Zo ontbreekt het besluit tot intrekking van de verblijfsvergunning en een akte waaruit blijkt dat dit besluit aan de verdachte is uitgereikt. Hoewel de verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij wist dat zijn verblijfsvergunning was ingetrokken, is de rechtbank van oordeel dat de enkele verklaring van de verdachte hierover onvoldoende is om tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde te komen. Nu de rechtbank niet over de onderliggende stukken beschikt, zal zij de verdachte vrijspreken van het onder 13 ten laste gelegde feit.
Algemeen
Voor alle nader te bespreken tenlastegelegde feiten geldt, dat ter onderbouwing van de stelling van het Openbaar Ministerie dat het de verdachte is geweest die de desbetreffende diefstallen heeft gepleegd en niet een ander, niet meer en anders voorhanden is dan de herkenning door één of meer verbalisanten van de verdachte op (screenshots van) camerabeelden.
Zoals de rechtbank reeds meermalen heeft overwogen, zijn dergelijke herkenningen als enig bewijsmiddel onvoldoende om te komen tot het bewijs dat het de verdachte is geweest die de ten laste gelegde diefstallen heeft gepleegd. De rechtbank dient, aan de hand van de beelden die de verbalisant heeft gezien en de waarneming van de rechtbank van de verdachte ter terechtzitting, na te gaan of zij zelf de verdachte herkent. Slechts dan kan tot een bewezenverklaring worden gekomen. Dat kan anders zijn, indien sprake is van bijzondere omstandigheden die maken dat de verbalisant meer mogelijkheden had om al dan niet tot een herkenning te komen dan die waarover de rechtbank ter terechtzitting beschikt. Te denken valt bijvoorbeeld aan beelden van geruime tijd geleden, toen de verdachte er significant anders uitzag, terwijl de verbalisant in dat verleden contact met de verdachte heeft gehad. Niet gebleken is dat dergelijke omstandigheden zich in dit geval voordoen. Voor het bewijs komt het dan ook aan op de vraag of de rechtbank de verdachte van de beelden herkent. Daarvoor is onvoldoende dat op de beelden een persoon te zien is die de verdachte
zou kunnenzijn; de rechtbank moet de overtuiging hebben dat het de verdachte is.
Daarbij wordt overwogen dat niet kan worden uitgesloten dat de kwaliteit van de beelden die aan de rechtbank ter beschikkingen staan minder is dan die van de beelden welke aan de verbalisanten zijn getoond. De rechtbank heeft moeten constateren dat zij - kennelijk als gevolg van veelvuldig scannen en/of kopiëren - regelmatig processen-verbaal ontvangt met daarin beelden waarvan moet worden vermoed dat het origineel van betere kwaliteit is geweest. Als daardoor de mogelijkheden voor de rechtbank om wel of niet tot een herkenning te komen worden beperkt, is dat een omstandigheid die ten laste van het Openbaar Ministerie komt. Hetzelfde geldt voor de - zich ook in de onderhavige zaak voordoende - situatie dat een groot deel van de door het Openbaar Ministerie aan de rechtbank overgelegde video-bestanden niet afspeelbaar is op de apparatuur van de rechtbank.
De rechtbank zal thans, aan de hand van het vorenstaande, nagaan welke beslissing dient te worden genomen over het bewijs van de feiten 1 tot en met 12.
Feit 2
Op 10 december 2020 heeft [slachtoffers ] aangifte gedaan van diefstal van haar tas met daarin haar portemonnee en een contant geldbedrag. Zij heeft verklaard dat zij die dag in de Jumbo aan de Leyweg in Den Haag was en haar tas in een winkelwagen had gelegd. Nadat de aangeefster iets uit het schap had gepakt, zag zij dat haar tas met daarin haar portemonnee weg was. In haar portemonnee zat een contant geldbedrag van € 80,-.Op de door de Jumbo aangeleverde camerabeelden is te zien dat een man naar de winkelwagen van de aangeefster loopt, haar tas uit de winkelwagen pakt en doorloopt.De rechtbank heeft screenshots van de desbetreffende camerabeelden ter terechtzitting getoond. De rechtbank stelt op grond van haar waarneming van die screenshots en haar waarneming van de verdachte ter terechtzitting vast dat de man op de beelden, de verdachte is.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan.
Feit 7
Ook [slachtoffers ] heeft aangifte gedaan van diefstal van haar tas met daarin haar portemonnee, haar ABN Amro bankpas en een contant geldbedrag van € 60,- en € 15,- aan losgeld. Zij heeft verklaard dat haar tas op 15 januari 2021 tijdens het boodschappen doen in de Albert Heijn op de Frederik Hendriklaan in Den Haag is weggenomen.Op vier screenshots van camerabeelden is de dader te zien.De rechtbank heeft deze screenshots ter terechtzitting getoond. De rechtbank stelt op grond van haar waarneming van die screenshots en haar waarneming van de verdachte ter terechtzitting vast dat de man op de beelden, de verdachte is.
Op grond van deze waarneming, de camerabeelden en de aangifte acht de rechtbank het onder 7 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 8
Op 27 januari 2021 heeft [slachtoffers ] aangifte gedaan van diefstal van haar portemonnee met inhoud, die eerder die dag in de Albert Heijn aan het Kleine Loo in Den Haag uit haar boodschappentrolley was weggenomen. In haar portemonnee zat een ING-betaalpas, en € 30,- aan contant geld.De dader van de diefstal is vastgelegd op camerabeelden van de supermarkt.De rechtbank heeft screenshots van de desbetreffende camerabeelden ter terechtzitting getoond. De rechtbank stelt op grond van haar waarneming van die screenshots en haar waarneming van de verdachte ter terechtzitting vast dat de man op de beelden, de verdachte is.
Op grond van deze waarneming, de camerabeelden en de aangifte, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 8 ten laste gelegde feit heeft begaan.
Feit 12
Tot slot heeft ook [slachtoffers ] aangifte gedaan van diefstal van haar tas met daarin haar portemonnee met haar ING-pinpas, identiteitskaart en een contant geldbedrag. Zij heeft verklaard dat zij op 31 maart 2021 boodschappen deed in de Jumbo aan de Van Bergenstraat in Den Haag en dat zij haar boodschappentas aan een winkelwagen had gehangen. Nadat zij iets uit het schap had gepakt, zag zij dat haar tas was weggenomen.Op de door de Jumbo aangeleverde camerabeelden is te zien dat een man zonder tas de winkel binnenkomt. Vervolgens is te zien dat hij een tas in zijn winkelwagen heeft staan, met zijn hand iets uit de tas pakt en in zijn zak stopt. Daarna laat de verdachte het winkelwagentje met daarin de tas in de winkel staan en loopt weg.De rechtbank heeft screenshots van de desbetreffende camerabeelden ter terechtzitting getoond. De rechtbank stelt op grond van haar waarneming van die screenshots en haar waarneming van de verdachte ter terechtzitting vast dat de man op de beelden, de verdachte is.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 12 ten laste gelegde feit heeft begaan.
Feiten 1, 3, 4, 5, 6, 9, 10 en 11
Het dossier bevat ten aanzien van de overige ten laste gelegde feiten eveneens een aangifte en (screenshots van) camerabeelden waarop de dader is te zien. Na het bekijken van alle screenshots van de camerabeelden in deze zaken, herkent de rechtbank de dader(s) op deze beelden niet als de verdachte. Zoals hiervoor is overwogen, zijn de herkenningen door de verbalisanten van verdachte op de (screenshots) van) camerabeelden in deze zaken als enig bewijsmiddel onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. Nu de aangiftes in deze zaken niet worden ondersteund door enig ander bewijsmiddel, is de rechtbank van oordeel dat zich in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bevindt waaruit blijkt dat het de verdachte is geweest die deze diefstallen heeft gepleegd. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van de onder 1, 3, 4, 5, 6, 9, 10 en 11 ten laste gelegde feiten.