ECLI:NL:RBDHA:2021:9353
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en afwijzing door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 januari 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Liberiaanse nationaliteit, heeft op 13 oktober 2019 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 13 november 2020 afgewezen, omdat de staatssecretaris de problemen die eiser met zijn oom heeft ondervonden niet geloofwaardig achtte. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 14 december 2020 heeft eiser verklaard dat hij door zijn oom is mishandeld en dat hij vreesde voor zijn leven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de verklaringen van eiser over zijn identiteit en herkomst geloofwaardig achtte, maar de problemen met zijn oom na maart 2019 ongeloofwaardig vond. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom de problemen die eiser met zijn oom heeft ondervonden ongeloofwaardig zijn geacht.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat het bestreden besluit ondeugdelijk is gemotiveerd en heeft het beroep van eiser gegrond verklaard. De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.068,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.