ECLI:NL:RBDHA:2021:9332
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van aftrek voor specifieke zorgkosten en belastingrente in inkomstenbelastingzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 juli 2021 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie waarbij eiser, die in 2016 gehuwd was, een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) had ontvangen van de inspecteur van de Belastingdienst. Eiser had onder andere vervoerskosten en kosten voor extra gezinshulp in aftrek gebracht, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat hij recht had op meer aftrek dan bij de uitspraak op bezwaar was geaccepteerd. De rechtbank stelde vast dat eiser de vervoerskosten niet had onderbouwd met bonnen of bankafschriften en dat de uitgaven voor extra gezinshulp niet waren onderbouwd met gedagtekende facturen waarop duidelijk de naam en het adres van de gezinshulp stonden vermeld.
De rechtbank behandelde het procesverloop waarin verweerder gedeeltelijk aan het bezwaar van eiser tegemoet was gekomen, maar eiser had beroep ingesteld omdat hij het niet eens was met de beslissing. Tijdens de zitting op 9 juni 2021 was eiser niet verschenen, maar had hij wel een nadere verklaring ingediend. De rechtbank besloot het onderzoek niet te heropenen en nam deze verklaring niet mee in de uitspraak. De rechtbank concludeerde dat eiser niet had aangetoond dat hij recht had op de gevraagde aftrekken, en dat de door verweerder vastgestelde aanslag en belastingrente correct waren.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Eiser had de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.