ECLI:NL:RBDHA:2021:9330

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 augustus 2021
Publicatiedatum
24 augustus 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 3842
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen functietoewijzing bij de luchtmacht en de selectieprocedure

In deze zaak heeft eiser, een majoor bij de luchtmacht, beroep ingesteld tegen de beslissing van de staatssecretaris van Defensie om hem niet aan te wijzen voor de functie van Staff Off (Mission Crew Training Qa) op Vliegbasis Geilenkirchen. Eiser had zijn belangstelling voor deze functie getoond, maar kreeg te horen dat hij niet voldeed aan de functie-eisen. Het primaire besluit werd op 9 april 2019 genomen, en na een bezwaarprocedure werd dit besluit op 22 april 2020 gehandhaafd. Eiser was van mening dat de selectieprocedure niet correct was doorlopen en dat hij als enige geschikte kandidaat had moeten worden aangemerkt. Hij vermoedde dat de selectieprocedure opzettelijk was gemanipuleerd om hem uit te sluiten.

De rechtbank heeft op 25 augustus 2021 uitspraak gedaan. Tijdens de zitting op 14 juli 2021 is eiser verschenen, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris bij het toewijzen van functies een discretionaire bevoegdheid heeft, wat betekent dat de rechter terughoudend moet zijn in de toetsing van deze besluiten. Eiser kon niet aantonen dat de benoemde kandidaat niet geschikt was, ondanks zijn argumenten over de selectieprocedure.

De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was, maar droeg de staatssecretaris wel op om het door eiser betaalde griffierecht van € 178,- te vergoeden. De rechtbank oordeelde dat de selectieprocedure niet perfect was, maar dat eiser niet benadeeld was door het gebrek, omdat de uitkomst hetzelfde zou zijn geweest. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/3842

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 augustus 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

de staatssecretaris van Defensie, verweerder

(gemachtigde: mr. A.J. Verdonk).

Procesverloop

Door middel van een op 9 april 2019 in peoplesoft gegenereerd selfservicebericht (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser medegedeeld dat de functie van Staff Off (Mission Crew Training Qa) met als standplaats de vliegbasis Geilenkirchen niet aan hem is toegewezen.
Bij besluit van 22 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft op 2 juli 2021 aanvullende gronden ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 juli 2021 door middel van een skype-verbinding. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser, majoor bij de luchtmacht, heeft op 16 januari 2019 zijn belangstelling getoond voor de vacature van Staff Off (Mission Crew Training Qa) bij afdeling IFB NCS NAEW (arbeidsplaatsnummer 00556354), met als standplaats Vliegbasis Geilenkirchen.
2 Bij het primaire besluit is aan eiser medegedeeld dat de functie niet aan hem is toegewezen omdat hij niet voldoet aan de functie-eisen. Uit de briefselectie is gebleken dat eiser qua werkervaring onvoldoende aansluit op het gewenste profiel. Daarom is hij niet uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek. In bezwaar heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd.
Wat vinden partijen in beroep?
3 Eiser is – kort samengevat - van mening dat verweerder de selectieprocedure niet juist heeft doorlopen. Indien dat goed zou zijn gedaan was eiser als enige geschikte kandidaat overgebleven. De benoemde kandidaat voldeed niet aan de functie-eisen. Eiser vermoedt dat het van te voren al duidelijk was wie de functie toebedeeld zou krijgen en dat dat redengevend is geweest voor het afwijken van de selectieprocedure en het last minute opnemen van een van de voorkeursuiting van Master Controller (MC) dan wel Tactical Director (TD) ervaring. Eiser wenst financiële compensatie wegens het mislopen van deze functie.
4 Verweerder meent dat het opnemen van een voorkeurswens bij de vacaturestelling niet verboden is. Bij de briefselectie werd geconstateerd dat eiser niet voldeed aan deze voorkeurswens, daarom is het niet tot een sollicitatiegesprek gekomen.
5 Op de specifieke argumenten van partijen gaat de rechtbank hierna in, voor zover dat nodig is.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6 Op grond van vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) komt verweerder bij het al dan niet toewijzen van een functie, met inbegrip van de te hanteren functie-eisen, een discretionaire bevoegdheid toe [1] . Dit brengt mee dat de toetsing door de rechter van de gebruikmaking van die bevoegdheid terughoudend moet zijn.
7 Eiser voert aan dat de selectieprocedure niet goed is doorlopen en wijst daartoe op het feit dat hij de enige was die voldeed aan de noodzakelijke eisen van een NAVO functie. De benoemde kandidaat voldeed niet aan deze eisen. De rechtbank volgt eiser hier niet in. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet aangetoond dat de benoemde kandidaat niet bodemgeschikt is. Het bevoegd gezag heeft bij mail van 4 juli 2019 desgevraagd toegelicht dat beide kandidaten beschikken over ervaring binnen Nato Early Warning (NAEW) en aan boord van de E3A. Daarbij is de ervaring van eiser aan boord van een E3A uit 1998 en die van de benoemde kandidaat is van 2016. Het bevoegd gezag in de persoon van kolonel Goebbels acht in zijn reactie van 31 juli 2020 daarbij ook van belang dat de E3A een belangrijke modificatie heeft ondergaan die het missiesysteem totaal heeft veranderd. Eiser heeft nooit met dat systeem gewerkt, de benoemde kandidaat heeft recente en relevante ervaring met dat systeem. Daarmee heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid de voorkeur kunnen geven aan de persoon met de meest recente ervaring. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Eisers betoog dat verweerder de voorkeurswens van MC ervaring alleen maar heeft opgenomen om te zorgen dat eiser niet in aanmerking zou kunnen komen voor de functie, kan de rechtbank niet volgen. Met de toelichting van verweerder van onder andere het bevoegd gezag van 4 juli 2019, over de achtergrond van de gevraagde MC ervaring, is de rechtbank van oordeel dat verweerder in redelijkheid tot deze wens heeft mogen komen. Daarbij is genoemd dat de functie het opstellen en beheren van trainingsplannen behelst vanuit het hebben van een TD kwalificatie. Het aspect van leiding geven aan een operationele crew is daarbij van doorslaggevend belang. Als de kandidaat TD en/of MC ervaring heeft is naar verwachting de initiële opleiding gemakkelijker te doorlopen en kan sneller effectief gewerkt worden op de positie. Hoewel de rechtbank begrijpt dat het late moment van toevoegen van deze wens de achterdocht van eiser opgewekt heeft, maakt dat niet dat de wens niet gesteld had mogen worden. Eisers betoog dat de MC/TD ervaring geen NAVO functie eis is, kan niet leiden tot een geslaagd beroep. Verweerder erkent immers dat dit geen eis is maar een voorkeurswens.
De rechtbank is wel met eiser van oordeel dat verweerder ten onrechte nagelaten heeft een verslag van de briefselectie te maken. Eiser is hierdoor echter niet benadeeld omdat de uitkomst hetzelfde zou zijn wanneer dit gebrek zich niet zou hebben voorgedaan. Voor verweerder was immers duidelijk welke van de twee sollicitanten voldeed aan zowel de functie-eisen als de voorkeurswens. De rechtbank zal het gebrek in de selectieprocedure daarom met toepassing van artikel 6:22 van de Awb passeren. Het bestreden besluit kan dus in stand worden gelaten.
Conclusie
8 Het beroep is ongegrond.
9 De rechtbank ziet in rechtsoverweging 7 aanleiding om te bepalen dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep ongegrond;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 178,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Badermann, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 augustus 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Uitspraak van 7 maart 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ3520