ECLI:NL:RBDHA:2021:933

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 februari 2021
Publicatiedatum
9 februari 2021
Zaaknummer
AWB - 19 _ 5171
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur met betrekking tot vergunningen voor verwarmingsinstallatie

In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], een verzoek ingediend op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) om afschriften van vergunningen die betrekking hebben op werkzaamheden voor een verwarmingsinstallatie op het Willem Dreespark te Den Haag in de periode van 1 januari 2014 tot en met 24 augustus 2017. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft dit verzoek bij besluit van 16 juli 2018 afgewezen, met de mededeling dat de gevraagde documenten reeds openbaar zijn en ingezien kunnen worden in het Den Haag Informatiecentrum. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar is bij besluit van 28 juni 2019 ongegrond verklaard.

Tijdens de zitting op 11 januari 2021 heeft eiser aangevoerd dat hij ten onrechte niet is gehoord en dat de documenten niet beschikbaar waren in het informatiecentrum. De rechtbank heeft overwogen dat verweerder op grond van de Algemene wet bestuursrecht kon afzien van het horen van eiser, omdat het bezwaar kennelijk ongegrond was. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat de gevraagde vergunningen niet bestaan, aangezien voor het plaatsen van een inpandige verwarmingsinstallatie geen omgevingsvergunning vereist is. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de vergunningen onder verweerder berusten.

De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 11 februari 2021, en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/5171

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 februari 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: E. Veldman).

Procesverloop

Bij besluit van 16 juli 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) afgewezen.
Bij besluit van 28 juni 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 januari 2021.
Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Bij brief van 16 mei 2018 heeft eiser met een beroep op de Wob verzocht om afschriften van alle vergunningen die betrekking hebben op de uitvoering van werkzaamheden voor een verwarmingsinstallatie op het Willem Dreespark te Den Haag in de periode van 1 januari 2014 tot en met 24 augustus 2017.
2. Bij het primaire besluit heeft verweerder eisers verzoek afgewezen, omdat de gevraagde documenten reeds openbaar zijn en dus niet vallen onder de Wob. Daarbij is vermeld dat eiser de documenten digitaal kan inzien in het stadhuis aan het Spui bij de balie van het Den Haag Informatiecentrum.
3. In bezwaar heeft eiser aangevoerd dat hij op 27 juli 2018 heeft gepoogd de documenten in te zien, maar dat deze documenten niet op het Informatiecentrum aanwezig waren. Verweerder dient deze documenten volgens eiser alsnog te verstrekken.
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar, overeenkomstig het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften van 25 juni 2019, ongegrond verklaard. Eiser is niet gehoord, omdat het bezwaar kennelijk ongegrond werd geacht. Aan de ongegrondverklaring van het bezwaar heeft verweerder ten grondslag gelegd dat met het primaire besluit is bedoeld te zeggen dat de vergunningen kunnen worden ingezien, indien deze vergunningen bestaan. Dat laatste is per abuis niet met zoveel woorden in het primaire besluit vermeld. Na onderzoek is gebleken dat deze vergunningen niet bestaan. Dit acht verweerder ook verklaarbaar doordat voor het plaatsen van een inpandige verwarmingsinstallatie geen omgevingsvergunning vereist is. Verweerder kon de documenten dus ook niet verstrekken.
5. Eiser voert in beroep aan dat hij ten onrechte niet is gehoord. Volgens eiser is de werkelijke reden hiervan dat ten tijde van het nemen van het besluit op bezwaar de beslistermijn reeds was overschreden. Ter zitting heeft eiser aangevuld dat de zaak moet worden terugverwezen naar de bezwaarfase, zodat eiser alsnog kan worden gehoord. Eiser kan dan in de hoorzitting alsnog het gebrekkig functioneren van het gemeentelijk informatiecentrum aan de orde stellen. De bezwarenadviescommissie kan dan een signaal afgeven aan verweerder om het functioneren van het Den Haag Informatiecentrum te verbeteren.
Verder herhaalt eiser zijn in bezwaar ingenomen standpunt dat hij tevergeefs bij het Informatiecentrum is geweest om de vergunningen in te zien. Daarom dient verweerder deze documenten alsnog kosteloos aan hem te verstrekken. Eiser voegt daaraan toe dat dit niet de eerste keer is dat hij heeft geconstateerd dat het Informatiecentrum gebrekkig functioneert en dat men daar lang moet wachten tot men de gevraagde documenten te zien krijgt.
6.1.
Op grond van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht kan van het horen van een belanghebbende worden afgezien indien het bezwaar kennelijk ongegrond is. Van een kennelijk ongegrond bezwaar is sprake indien er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat het bezwaar niet kan leiden tot een andersluidend besluit.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder ervan af mocht zien eiser te horen. Nu verweerder in bezwaar heeft vastgesteld dat de gevraagde documenten niet aanwezig waren, bestond op voorhand redelijkerwijs geen twijfel dat het bezwaar ongegrond was.
De rechtbank is verder van oordeel dat de hoorzitting niet is bedoeld om het functioneren van het Den Haag Informatiecentrum aan de orde te stellen. Ook daarin is dus geen grond gelegen om de zaak terug te verwijzen naar de bezwaarfase om eiser alsnog te horen.
6.2.
Het is vaste jurisprudentie [1] dat, wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat documenten niet of niet meer onder hem berusten en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, degene die om informatie verzoekt in beginsel aannemelijk moet maken dat documenten toch onder het bestuursorgaan berusten.
6.3.
De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de vergunningen waarom hij heeft verzocht toch onder verweerder berusten. De rechtbank acht het niet ongeloofwaardig dat verweerder geen vergunningen heeft aangetroffen, nu verweerder onweersproken heeft gesteld dat voor het plaatsen van een inpandige verwarmingsinstallatie geen omgevingsvergunning is vereist. Verweerder heeft dus terecht de afwijzing van eisers Wob-verzoek gehandhaafd.
6.4.
Het beroep is ongegrond
6.5.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H. Smits, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Leijten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 1 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1494