ECLI:NL:RBDHA:2021:9286

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 juli 2021
Publicatiedatum
23 augustus 2021
Zaaknummer
NL21.11018 en NL21.11019
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 juli 2021 uitspraak gedaan in het bestuursrecht, specifiek het vreemdelingenrecht, met betrekking tot de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft het beroep van eiser, dat was ingesteld tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, ongegrond verklaard. Eiser had verzocht om een verblijfsvergunning, maar deze was bij besluit van 1 juli 2021 niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 29 juli 2021 was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en was er een tolk aanwezig. De rechtbank heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan. In de overwegingen van de rechtbank werd vastgesteld dat, hoewel er problemen zijn voor statushouders in Italië, de door eiser overgelegde stukken niet aantonen dat de minimumgrens van materiële deprivatie is overschreden. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een schending van artikel 3 van het EVRM, en dat verweerder terecht het interstatelijk vertrouwensbeginsel had ingeroepen.

De rechtbank heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat het beroep ongegrond was verklaard. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.11018 & NL21.11019
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 juli 2021 in de zaken tussen

[eiser] , eiser, V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. F. Boone),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. de Jong).

ProcesverloopBij besluit van 1 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep (NL21.11018) ingesteld. Ook heeft hij de rechtbank verzocht om een voorlopige voorziening te treffen (NL21.11019).
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met het verzoek om een voorlopige voorziening, op 29 juli 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Madu. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Overwegingen

De rechtbank is van oordeel dat, alhoewel niet ontkend kan worden dat er de nodige problemen zijn voor statushouders in Italië, uit de door eiser overgelegde stukken niet blijkt dat de minimumgrens overschreden wordt. De rechtbank overweegt dat zoals uit de overgelegde rapporten blijkt en ook door eiser ter zitting is bevestigd, het weliswaar moeilijk is om in Italië werk en huisvesting te vinden en medische zorg te krijgen, maar dat dit niet onmogelijk is. Hieruit volgt dat geen sprake is van een schending van artikel 3 van het EVRM, omdat niet gesproken kan worden van een situatie van zeer verregaande materiële deprivatie zoals is neergelegd in het arrest Ibrahim [1] . De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder zich in het bestreden besluit terecht heeft beroepen op het interstatelijk vertrouwensbeginsel en het beroep van eiser ongegrond verklaard moet worden.
Nu het beroep ongegrond is, is er geen aanleiding tot het toewijzen van een verzoek om een voorlopige voorziening.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Petersen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2021.
griffier de rechter is verhinderd te tekenen
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van verzending.

Voetnoten

1.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:219.