ECLI:NL:RBDHA:2021:9286
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening in het bestuursrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 juli 2021 uitspraak gedaan in het bestuursrecht, specifiek het vreemdelingenrecht, met betrekking tot de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft het beroep van eiser, dat was ingesteld tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, ongegrond verklaard. Eiser had verzocht om een verblijfsvergunning, maar deze was bij besluit van 1 juli 2021 niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 29 juli 2021 was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en was er een tolk aanwezig. De rechtbank heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan. In de overwegingen van de rechtbank werd vastgesteld dat, hoewel er problemen zijn voor statushouders in Italië, de door eiser overgelegde stukken niet aantonen dat de minimumgrens van materiële deprivatie is overschreden. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een schending van artikel 3 van het EVRM, en dat verweerder terecht het interstatelijk vertrouwensbeginsel had ingeroepen.
De rechtbank heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat het beroep ongegrond was verklaard. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na verzending.