Geschil9.Niet in geschil is dat eiseres op de peildatum voldeed aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een vergoeding van de eigen bijdrage kinderopvang. In geschil is of verweerder bij de berekening van de hoogte van de vergoeding van de eigen bijdrage kinderopvang terecht het bij de Belastingdienst/Toeslagen op 6 april 2020 verwerkte aantal opvanguren heeft gebruikt.
10. Eiseres stelt dat verweerder bij die berekening uit had moeten gaan van het door haar afgenomen aantal opvanguren. Eiseres maakt namelijk gebruik van flexibele gastouderopvang. Zij heeft voorzichtigheidshalve de kinderopvangtoeslag aangevraagd op basis van een laag aantal opvanguren per maand, waardoor voorkomen wordt dat te veel uren worden opgegeven met het risico later te moeten terugbetalen. Elke nieuwe maand geeft zij via de website van de Belastingdienst/Toeslagen het aantal afgenomen uren van de vorige maand door. Toen eiseres begin april 2020 het aantal in de maand maart 2020 afgenomen uren wou doorgeven, stond op de website van de Belastingdienst/Toeslagen vermeld dat om recht te behouden op terugbetaling van de kinderopvangkosten je je gegevens niet moest wijzigen. Eiseres heeft de wijziging daarom toen niet doorgevoerd, waardoor het op de peildatum geregistreerde aantal opvanguren lager was dan het aantal aan de gastouders betaalde uren. Eiseres heeft vervolgens telefonisch contact opgenomen met de SVB en de Belastingdienst/Toeslagen met de vraag hoe zij de juiste gegevens kon aanleveren. Beide gaven aan niet te weten hoe dat moest, waarna eiseres op advies van de Belastingdienst/Toeslagen alsnog de juiste gegevens op 28 april 2020 heeft doorgevoerd. Van de Belastingdienst/Toeslagen kreeg eiseres bovendien te horen dat de vermelding op de website niet van toepassing was op gezinnen die gebruik maken van onregelmatige opvang. Over de onderhavige periode heeft eiseres aan eigen bijdrage een bedrag van € 377 betaald, zodat ten onrechte een bedrag van € 265 niet aan haar is vergoed. Eiseres doet daarnaast een beroep op het vertrouwensbeginsel, omdat de overheid te kennen heeft gegeven dat de eigen bijdrage gecompenseerd zou worden. Ter ondersteuning van haar standpunt verwijst eiseres naar informatie vermeld op de website van de Branchevereniging maatschappelijke kinderopvang en de Rijksoverheid.
11. Verweerder stelt dat voor de berekening van de vergoeding van de eigen bijdrage kinderopvang moet worden uitgegaan van de gegevens die op de peildatum van
6 april 2020 verwerkt waren. Voor deze datum is gekozen om de vergoeding zo snel mogelijk te kunnen uitbetalen. Met een wijziging van het aantal opvanguren dat is doorgegeven na 6 april 2020 kan geen rekening worden gehouden.
Beoordeling van het geschil
12. In artikel 5 van de TKO is bepaald dat de gegevens die bepalend zijn voor de hoogte van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 4, eerste lid, de gegevens zijn zoals verwerkt bij de Belastingdienst/Toeslagen op 6 april 2020.
13. In artikel 8 van de TKO is bepaald dat bij ministeriële regeling onder meer kan worden afgeweken van artikel 5. In de Regeling nadere regels inzake de Tijdelijke tegemoetkomingsregeling KO(de Regeling) is van de mogelijkheid om de peildatum anders vast te stellen dan op 6 april 2020 gebruik gemaakt voor de situatie waarin ná
6 april 2020 voor het eerst kinderopvangtoeslag aan een ouder is toegekend over de periode van 16 maart 2020 tot en met 7 juni 2020 of voor het eerst kinderopvangtoeslag is toegekend voor een of meer volgende kinderen. Voor deze in artikel 4 van de Regeling omschreven groep is met artikel 5 van de Regeling de peildatum 4 september 2020 in plaats van 6 april 2020 als dat leidt tot een eerste of hogere tegemoetkoming.
14. De rechtbank stelt vast dat eiseres niet behoort tot de groep van ouders als bedoeld in artikel 4 van de Regeling, zodat van de peildatum 6 april 2020 moet worden uitgegaan. Op 6 april 2020 was bij verweerder bekend en verwerkt dat eiseres per kind 20 opvanguren per maand afnam. Niet in geschil is dat het door de SVB toegekende bedrag van € 112, uitgaande van deze gegevens en overeenkomstig de in het Besluit gegeven regels, juist is berekend.
15. Artikel 5 van de TKO is een dwingendrechtelijke bepaling die geen ruimte biedt om bij wijzigingen van het aantal opvanguren die zijn doorgegeven na 6 april 2020 en die op 6 april 2020 dus nog niet verwerkt waren de vergoeding opnieuw te berekenen.
16. In sommige bijzondere gevallen bestaat er echter ruimte om af te wijken van een dergelijke dwingendrechtelijke bepaling. Dit zou kunnen indien een strikte toepassing van die bepaling leidt tot een evident onredelijke uitkomst en zozeer in strijd komt met fundamentele rechtsbeginselen of (ander) ongeschreven recht dat toepassing van die bepaling achterwege moet blijven. Deze situatie kan zich voordoen indien de regelgever geen rekening heeft gehouden met bepaalde omstandigheden.
17. De rechtbank is op grond van de omstandigheden van dit geval van oordeel dat in deze zaak de toepassing van artikel 5 van de TKO tot een dermate onwenselijke uitkomst leidt dat de toepassing van dat artikel achterwege moet worden gelaten. Daartoe zijn de volgende omstandigheden van belang.
18. In aanvulling op het beroepschrift, heeft eiseres ter zitting toegelicht dat zij in de zorg werkt, dat haar partner in de horeca werkt en dat zij wisselende werkuren hebben. Op advies van de Belastingdienst/Toeslagen geeft zij daarom steeds na afloop van elke maand de daadwerkelijke opvanguren van de vorige maand door, resulterend in steeds nieuwe voorschotbeschikkingen. Hiermee wordt bereikt dat de hoogte van het voorschot zo nauwkeurig mogelijk wordt bepaald. Dit is door verweerder niet weersproken. Toen het Coronavirus Nederland bereikte heeft eiseres doorgewerkt, maar haar partner kwam noodgedwongen thuis te zitten. Aangezien de opvang in haar geval thuis plaats vindt en haar partner in het huis aanwezig was en in die periode nergens anders terecht kon, kon zij geen gebruik maken van de gastouders en lag het niet voor de hand de kinderen naar de noodopvang te brengen. Van het gastouderbureau en de gastouders kreeg eiseres vervolgens te horen dat zij de kosten moest blijven doorbetalen als zij de gastouders wilde behouden. Eiseres had naar eigen zeggen geen keuze, zij wilde immers haar plek in de kinderopvang behouden, en heeft daarom op advies van het gastouderbureau in de onderhavige periode de opvang betaald op basis van het gemiddelde aantal afgenomen uren per maand, te weten 40 uur per kind. Ook dit is door verweerder niet weersproken en acht de rechtbank aannemelijk. Het juiste aantal opvanguren heeft zij niet vóór de peildatum doorgegeven aan de Belastingdienst/Toeslagen, omdat op de website stond dat je je gegevens niet moest aanpassen. Eiseres heeft daarop actie ondernomen en contact gezocht met de SVB en de Belastingdienst/Toeslagen om te achterhalen hoe zij de juiste gegevens kon aanleveren, hetgeen ertoe heeft geleid dat zij op advies van de Belastingdienst/Toeslagen alsnog een wijziging heeft doorgevoerd op 28 april 2020. Ook dit betwist verweerder niet en acht de rechtbank plausibel. De rechtbank acht verder van belang dat eiseres kennelijk structureel op de hiervoor omschreven wijze haar opvanguren doorgeeft en dat dus al deed voordat het Coronavirus Nederland bereikte en voordat de TKO is vastgesteld. Strategisch gedrag van eiseres is dus uitgesloten. Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat hij met al deze door hem niet betwiste omstandigheden bij het nemen van het bestreden besluit geen rekening heeft kunnen houden omdat in de TKO niet is voorzien in de mogelijkheid daartoe. De rechtbank stelt met verweerder vast dat de regelgever bij de totstandkoming van de TKO geen rekening heeft gehouden met de situatie als die waarin eiseres zich bevindt. De omstandigheid dat het werkelijke aantal opvanguren op de peildatum nog niet juist in het systeem van de Belastingdienst/Toeslagen stond, is naar het oordeel van de rechtbank in dit geval niet een omstandigheid die wat betreft de vergoeding van de eigen bijdrage kinderopvang voor rekening van eiseres mag komen. De toepassing van artikel 5 van de TKO leidt in dit geval dan ook tot een kennelijk onredelijke uitkomst, waarbij eiseres minder dan een derde van de door haar betaalde eigen bijdrage gecompenseerd krijgt. De nadelige gevolgen voor eiseres van de strikte toepassing van artikel 5 van de TKO in relatie tot de voor eiseres, gezien de opvangsituatie, noodzakelijke wijze van het doorgeven van de opvanggegevens staan niet in verhouding tot het met artikel 5 van de TKO te dienen doel, zodat de toepassing van dat artikel achterwege moet blijven.
19. Op grond van de materiële situatie van eiseres op de peildatum, die ook door verweerder niet wordt betwist, heeft zij recht op een vergoeding van de eigen bijdrage kinderopvang berekend op basis van 40 uur per kind per maand.
20. Het beroep op het vertrouwensbeginsel behoeft geen bespreking meer.
21. Gelet op wat hiervoor is overwogen, zal de rechtbank het beroep van eiseres gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. Verweerder dient binnen zes weken nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
22. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gebleken dat eiseres kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.