ECLI:NL:RBDHA:2021:9249

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 augustus 2021
Publicatiedatum
23 augustus 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 7360
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van artikel 5 van de Tijdelijke tegemoetkomingsregeling kinderopvang en de gevolgen voor de vergoeding van eigen bijdrage

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de minister van Financiën over de vergoeding van de eigen bijdrage voor kinderopvang. Eiseres ontving kinderopvangtoeslag voor haar twee kinderen en had een vergoeding aangevraagd op basis van de Tijdelijke tegemoetkomingsregeling kinderopvang (TKO) vanwege de coronamaatregelen. De Sociale Verzekeringsbank (SVB) had haar een vergoeding van € 112 toegekend, gebaseerd op het aantal opvanguren dat op 6 april 2020 door de Belastingdienst was verwerkt. Eiseres betwistte deze berekening en stelde dat verweerder rekening had moeten houden met het werkelijke aantal opvanguren dat zij had afgenomen, wat resulteerde in een tekort van € 265 aan vergoeding.

De rechtbank oordeelde dat de toepassing van artikel 5 van de TKO in dit geval leidde tot een onwenselijke uitkomst. Eiseres had haar opvanguren steeds correct doorgegeven, maar door de coronamaatregelen en de instructies van de Belastingdienst was het aantal geregistreerde uren op de peildatum lager dan het werkelijke aantal. De rechtbank concludeerde dat de strikte toepassing van artikel 5 van de TKO in dit geval niet in verhouding stond tot de situatie van eiseres en dat er ruimte was om van deze bepaling af te wijken. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond, vernietigde het bestreden besluit en verplichtte verweerder om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de werkelijke opvanguren van eiseres.

De rechtbank oordeelde verder dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, omdat eiseres geen kosten had gemaakt die voor vergoeding in aanmerking kwamen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 20/7360

uitspraak van de meervoudige kamer van 19 augustus 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

en

de minister van Financiën, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 30 juni 2020 heeft de Sociale Verzekeringsbank (SVB) namens verweerder aan eiseres een vergoeding van de eigen bijdrage kinderopvang toegekend.
Bij beslissing op bezwaar van 30 oktober 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft daartegen beroep bij de rechtbank ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juli 2021. Eiseres is verschenen, vergezeld van [A] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. drs. [B] , mr. [C] en [D] .

Overwegingen

Feiten
1. Eiseres ontvangt kinderopvangtoeslag voor de opvang van haar twee kinderen. Zij maakt gebruik van de diensten van twee gastouders die bij haar aan huis oppassen.
2. Op 3 maart 2019 heeft eiseres een wijziging in het aantal opvanguren per
1 februari 2019 doorgegeven. Hierbij is doorgegeven dat [E] en [F] ieder voor 10 uur per maand zowel door gastouder [gastouder 1] als door gastouder [gastouder 2] worden opgevangen.
3. Bij beschikking van 27 december 2019 is het voorschot kinderopvangtoeslag voor het jaar 2020 vastgesteld op € 2.459.
4. Op 28 april 2020 heeft eiseres doorgegeven dat [E] en [F] in maart 2020 ieder voor 21 uur door gastouder [gastouder 1] zijn opgevangen. Tevens is doorgegeven dat beide kinderen in die maand voor 17 uur door gastouder [gastouder 2] zijn opgevangen.
5. Op 4 mei 2020 heeft eiseres opnieuw een wijziging in de opvangsituatie doorgegeven. Ditmaal is doorgegeven dat [E] en [F] in april 2020 ieder voor zowel 20 uur door gastouder [gastouder 1] als door gastouder [gastouder 2] zijn opgevangen.
6. Bij beschikking van 22 mei 2020 is het voorschot kinderopvangtoeslag voor het jaar 2020 herzien naar € 3.026.
7. Op 3 juni 2020 heeft eiseres de opvangsituatie van de maand mei 2020 doorgegeven. De situatie in mei 2020 is ongewijzigd gebleven ten opzichte van april 2020.
8. In verband met de maatregelen tegen het Coronavirus was de kinderopvang (voor een deel) gesloten in de periode van 16 maart 2020 tot en met 7 juni 2020. Op verzoek van het kabinet is eiseres echter wel doorgegaan met de betaling daarvan. De SVB heeft namens verweerder de vergoeding van de eigen bijdrage kinderopvang aan eiseres toegekend op grond van de Tijdelijke tegemoetkomingsregeling KO [1] (TKO). De te vergoeden eigen bijdrage is berekend op € 112 en heeft betrekking op de periode van 16 maart 2020 tot en met 7 juni 2020. Daarbij is verweerder uitgegaan van het aantal opvanguren dat op
6 april 2020 (de peildatum) door de Belastingdienst/Toeslagen was verwerkt.

Geschil9.Niet in geschil is dat eiseres op de peildatum voldeed aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een vergoeding van de eigen bijdrage kinderopvang. In geschil is of verweerder bij de berekening van de hoogte van de vergoeding van de eigen bijdrage kinderopvang terecht het bij de Belastingdienst/Toeslagen op 6 april 2020 verwerkte aantal opvanguren heeft gebruikt.

10. Eiseres stelt dat verweerder bij die berekening uit had moeten gaan van het door haar afgenomen aantal opvanguren. Eiseres maakt namelijk gebruik van flexibele gastouderopvang. Zij heeft voorzichtigheidshalve de kinderopvangtoeslag aangevraagd op basis van een laag aantal opvanguren per maand, waardoor voorkomen wordt dat te veel uren worden opgegeven met het risico later te moeten terugbetalen. Elke nieuwe maand geeft zij via de website van de Belastingdienst/Toeslagen het aantal afgenomen uren van de vorige maand door. Toen eiseres begin april 2020 het aantal in de maand maart 2020 afgenomen uren wou doorgeven, stond op de website van de Belastingdienst/Toeslagen vermeld dat om recht te behouden op terugbetaling van de kinderopvangkosten je je gegevens niet moest wijzigen. Eiseres heeft de wijziging daarom toen niet doorgevoerd, waardoor het op de peildatum geregistreerde aantal opvanguren lager was dan het aantal aan de gastouders betaalde uren. Eiseres heeft vervolgens telefonisch contact opgenomen met de SVB en de Belastingdienst/Toeslagen met de vraag hoe zij de juiste gegevens kon aanleveren. Beide gaven aan niet te weten hoe dat moest, waarna eiseres op advies van de Belastingdienst/Toeslagen alsnog de juiste gegevens op 28 april 2020 heeft doorgevoerd. Van de Belastingdienst/Toeslagen kreeg eiseres bovendien te horen dat de vermelding op de website niet van toepassing was op gezinnen die gebruik maken van onregelmatige opvang. Over de onderhavige periode heeft eiseres aan eigen bijdrage een bedrag van € 377 betaald, zodat ten onrechte een bedrag van € 265 niet aan haar is vergoed. Eiseres doet daarnaast een beroep op het vertrouwensbeginsel, omdat de overheid te kennen heeft gegeven dat de eigen bijdrage gecompenseerd zou worden. Ter ondersteuning van haar standpunt verwijst eiseres naar informatie vermeld op de website van de Branchevereniging maatschappelijke kinderopvang en de Rijksoverheid.
11. Verweerder stelt dat voor de berekening van de vergoeding van de eigen bijdrage kinderopvang moet worden uitgegaan van de gegevens die op de peildatum van
6 april 2020 verwerkt waren. Voor deze datum is gekozen om de vergoeding zo snel mogelijk te kunnen uitbetalen. Met een wijziging van het aantal opvanguren dat is doorgegeven na 6 april 2020 kan geen rekening worden gehouden.
Beoordeling van het geschil
12. In artikel 5 van de TKO is bepaald dat de gegevens die bepalend zijn voor de hoogte van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 4, eerste lid, de gegevens zijn zoals verwerkt bij de Belastingdienst/Toeslagen op 6 april 2020.
13. In artikel 8 van de TKO is bepaald dat bij ministeriële regeling onder meer kan worden afgeweken van artikel 5. In de Regeling nadere regels inzake de Tijdelijke tegemoetkomingsregeling KO [2] (de Regeling) is van de mogelijkheid om de peildatum anders vast te stellen dan op 6 april 2020 gebruik gemaakt voor de situatie waarin ná
6 april 2020 voor het eerst kinderopvangtoeslag aan een ouder is toegekend over de periode van 16 maart 2020 tot en met 7 juni 2020 of voor het eerst kinderopvangtoeslag is toegekend voor een of meer volgende kinderen. Voor deze in artikel 4 van de Regeling omschreven groep is met artikel 5 van de Regeling de peildatum 4 september 2020 in plaats van 6 april 2020 als dat leidt tot een eerste of hogere tegemoetkoming.
14. De rechtbank stelt vast dat eiseres niet behoort tot de groep van ouders als bedoeld in artikel 4 van de Regeling, zodat van de peildatum 6 april 2020 moet worden uitgegaan. Op 6 april 2020 was bij verweerder bekend en verwerkt dat eiseres per kind 20 opvanguren per maand afnam. Niet in geschil is dat het door de SVB toegekende bedrag van € 112, uitgaande van deze gegevens en overeenkomstig de in het Besluit gegeven regels, juist is berekend.
15. Artikel 5 van de TKO is een dwingendrechtelijke bepaling die geen ruimte biedt om bij wijzigingen van het aantal opvanguren die zijn doorgegeven na 6 april 2020 en die op 6 april 2020 dus nog niet verwerkt waren de vergoeding opnieuw te berekenen.
16. In sommige bijzondere gevallen bestaat er echter ruimte om af te wijken van een dergelijke dwingendrechtelijke bepaling. Dit zou kunnen indien een strikte toepassing van die bepaling leidt tot een evident onredelijke uitkomst en zozeer in strijd komt met fundamentele rechtsbeginselen of (ander) ongeschreven recht dat toepassing van die bepaling achterwege moet blijven. Deze situatie kan zich voordoen indien de regelgever geen rekening heeft gehouden met bepaalde omstandigheden.
17. De rechtbank is op grond van de omstandigheden van dit geval van oordeel dat in deze zaak de toepassing van artikel 5 van de TKO tot een dermate onwenselijke uitkomst leidt dat de toepassing van dat artikel achterwege moet worden gelaten. Daartoe zijn de volgende omstandigheden van belang.
18. In aanvulling op het beroepschrift, heeft eiseres ter zitting toegelicht dat zij in de zorg werkt, dat haar partner in de horeca werkt en dat zij wisselende werkuren hebben. Op advies van de Belastingdienst/Toeslagen geeft zij daarom steeds na afloop van elke maand de daadwerkelijke opvanguren van de vorige maand door, resulterend in steeds nieuwe voorschotbeschikkingen. Hiermee wordt bereikt dat de hoogte van het voorschot zo nauwkeurig mogelijk wordt bepaald. Dit is door verweerder niet weersproken. Toen het Coronavirus Nederland bereikte heeft eiseres doorgewerkt, maar haar partner kwam noodgedwongen thuis te zitten. Aangezien de opvang in haar geval thuis plaats vindt en haar partner in het huis aanwezig was en in die periode nergens anders terecht kon, kon zij geen gebruik maken van de gastouders en lag het niet voor de hand de kinderen naar de noodopvang te brengen. Van het gastouderbureau en de gastouders kreeg eiseres vervolgens te horen dat zij de kosten moest blijven doorbetalen als zij de gastouders wilde behouden. Eiseres had naar eigen zeggen geen keuze, zij wilde immers haar plek in de kinderopvang behouden, en heeft daarom op advies van het gastouderbureau in de onderhavige periode de opvang betaald op basis van het gemiddelde aantal afgenomen uren per maand, te weten 40 uur per kind. Ook dit is door verweerder niet weersproken en acht de rechtbank aannemelijk. Het juiste aantal opvanguren heeft zij niet vóór de peildatum doorgegeven aan de Belastingdienst/Toeslagen, omdat op de website stond dat je je gegevens niet moest aanpassen. Eiseres heeft daarop actie ondernomen en contact gezocht met de SVB en de Belastingdienst/Toeslagen om te achterhalen hoe zij de juiste gegevens kon aanleveren, hetgeen ertoe heeft geleid dat zij op advies van de Belastingdienst/Toeslagen alsnog een wijziging heeft doorgevoerd op 28 april 2020. Ook dit betwist verweerder niet en acht de rechtbank plausibel. De rechtbank acht verder van belang dat eiseres kennelijk structureel op de hiervoor omschreven wijze haar opvanguren doorgeeft en dat dus al deed voordat het Coronavirus Nederland bereikte en voordat de TKO is vastgesteld. Strategisch gedrag van eiseres is dus uitgesloten. Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat hij met al deze door hem niet betwiste omstandigheden bij het nemen van het bestreden besluit geen rekening heeft kunnen houden omdat in de TKO niet is voorzien in de mogelijkheid daartoe. De rechtbank stelt met verweerder vast dat de regelgever bij de totstandkoming van de TKO geen rekening heeft gehouden met de situatie als die waarin eiseres zich bevindt. De omstandigheid dat het werkelijke aantal opvanguren op de peildatum nog niet juist in het systeem van de Belastingdienst/Toeslagen stond, is naar het oordeel van de rechtbank in dit geval niet een omstandigheid die wat betreft de vergoeding van de eigen bijdrage kinderopvang voor rekening van eiseres mag komen. De toepassing van artikel 5 van de TKO leidt in dit geval dan ook tot een kennelijk onredelijke uitkomst, waarbij eiseres minder dan een derde van de door haar betaalde eigen bijdrage gecompenseerd krijgt. De nadelige gevolgen voor eiseres van de strikte toepassing van artikel 5 van de TKO in relatie tot de voor eiseres, gezien de opvangsituatie, noodzakelijke wijze van het doorgeven van de opvanggegevens staan niet in verhouding tot het met artikel 5 van de TKO te dienen doel, zodat de toepassing van dat artikel achterwege moet blijven.
19. Op grond van de materiële situatie van eiseres op de peildatum, die ook door verweerder niet wordt betwist, heeft zij recht op een vergoeding van de eigen bijdrage kinderopvang berekend op basis van 40 uur per kind per maand.
20. Het beroep op het vertrouwensbeginsel behoeft geen bespreking meer.
21. Gelet op wat hiervoor is overwogen, zal de rechtbank het beroep van eiseres gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. Verweerder dient binnen zes weken nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
Proceskosten
22. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gebleken dat eiseres kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder binnen zes weken nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden
een nieuwe beslissing op het bezwaar neemt met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het betaalde griffierecht van € 48 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Kouwenhoven, voorzitter, mr. E.I. Batelaan-Boomsma en M.C.J.A. Huijgens, leden, in aanwezigheid van mr. H.J. Habetian, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2021.
De griffier is verhinderd te ondertekenen.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. (Nadere informatie www.raadvanstate.nl)

Voetnoten

1.Staatsblad 2020, 134.
2.Staatscourant 2020 nr. 31675.