ECLI:NL:RBDHA:2021:9247

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 augustus 2021
Publicatiedatum
23 augustus 2021
Zaaknummer
C/09/601818 / HA ZA 20-1058
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake nietigheidsprocedure octrooi tussen Alcon en Amo

In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, betreft het een nietigheidsprocedure over het Europese octrooi EP 1 835 861 B1. De eiseressen, Alcon Inc. en Alcon Nederland B.V., hebben de gedaagde, Amo Development LLC, gedagvaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat Amo afstand heeft gedaan van het Nederlandse deel van het octrooi, waardoor de vorderingen van Alcon cs bij gebrek aan belang zijn afgewezen. De rechtbank heeft verder geoordeeld dat Alcon cs als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten moet worden veroordeeld. De kosten zijn begroot op € 1.500,50, bestaande uit € 844,50 aan salaris advocaat en € 656,- aan griffierecht. De rechtbank heeft de vorderingen van Alcon cs afgewezen en de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit vonnis is uitgesproken op 18 augustus 2021.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/601818 / HA ZA 20-1058
Vonnis van 18 augustus 2021
in de zaak van
1. de rechtspersoon naar vreemd recht
ALCON INC.,
te Fribourg, Zwitserland,
2.
ALCON NEDERLAND B.V.,
te Gorinchem,
eiseressen,
advocaat mr. M.G.R. van Gardingen te Amsterdam,
tegen
de rechtspersoon naar vreemd recht
AMO DEVELOPMENT LLC,
te Santa Ana, Californië, Verenigde Staten van Amerika,
gedaagde,
advocaat mr. S. Dack te Amsterdam.
Eisende partijen zullen hierna tezamen Alcon cs genoemd worden en afzonderlijk Alcon Inc en Alcon Nederland. Gedaagde wordt aangeduid als Amo.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het (tussen)vonnis van 31 maart 2021 en de daar genoemde gedingstukken;
  • de (abusievelijk in het tussenvonnis niet vermelde) conclusie van antwoord van 20 januari 2021;
  • de akte houdende uitlating proceskosten van Alcon cs van 28 april 2021, met producties EP37 tot en met EP39;
  • de akte uitlating proceskosten van Amo van 28 april 2021;
  • de reactieve akte houdende uitlating proceskosten van Alcon cs van 26 mei 2021;
  • de akte uitlating proceskosten van Amo van 26 mei 2021.
1.2.
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Zoals in het vonnis van 31 maart 2021 is overwogen, heeft Amo afstand gedaan van het Nederlandse deel van het Europese octrooi EP 1 835 861 B1 (hierna: het octrooi) waarop de onderhavige nietigheidsprocedure betrekking heeft. Het resterende geschilpunt tussen partijen betreft daarom (de hoogte van) de proceskosten. In hun respectievelijke aktes hebben partijen zich daarover (nader) uitgelaten.
2.2.
Vanwege de afstandshandeling van Amo moet het octrooi geacht worden nooit te hebben staan, zodat de vorderingen van Alcon cs bij gebrek aan belang worden afgewezen. In beginsel wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure van de wederpartij veroordeeld. Omdat Amo pas na betekening van de dagvaarding (één dag voor het aanbrengen van de onderhavige procedure) afstand heeft gedaan van het Nederlandse deel van het octrooi, zou dat aanleiding kunnen zijn om niet Alcon cs, maar Amo in de proceskosten te veroordelen. De rechtbank is echter van oordeel dat de omstandigheden van dit geval daarvoor geen aanleiding geven.
2.3.
Amo stelt dat Alcon cs haar rauwelijks heeft gedagvaard zonder haar in de gelegenheid te stellen vrijwillig aan de vorderingen van Alcon cs te voldoen. Het staat Alcon cs uiteraard vrij een wederpartij te dagvaarden zonder die gelegenheid te bieden, maar dat kan wel betekenen dat proceskosten die daardoor door de wederpartij nodeloos worden gemaakt, door haar vergoed moeten worden. Vaststaat dat Alcon cs Amo niet met een sommatie heeft geïnformeerd over haar voornemen om Amo te dagvaarden. Voor zover Alcon cs heeft bedoeld te betogen dat zij op basis van de brief van 24 maart 2020 van Johnson & Johnson Surgical Vision Inc (hierna J&J), de moedervennootschap van octrooihoudster Amo, aan ‘Alcon’ – bedoeld is waarschijnlijk Alcon Inc; de brief is niet overgelegd - ervan mocht uitgaan dat Amo geen afstand zou doen van het Nederlandse deel van het octrooi, zodat zij Amo niet op de hoogte hoefde te stellen van haar voornemen een nietigheidsprocedure te starten, gaat de rechtbank aan dit betoog voorbij. Partijen zijn het erover eens dat J&J op 24 maart 2020 een brief aan ‘Alcon’ heeft gestuurd waarin zij stelt dat ‘Alcon’ inbreuk maakt op een aantal Amerikaanse octrooien en het octrooi (waarvan Amo houdster is/was). Een dergelijke algemene waarschuwingsbrief, zonder territoriaal voorbehoud, maakt niet dat Alcon cs er zonder meer van mocht uitgaan dat J&J / Amo in alle landen waar de desbetreffende octrooien gelden deze octrooien (actief) zal/zullen handhaven of overeind zullen houden. De rechtbank ziet niet in waarom Alcon cs niet, ter vermijding van nodeloze procedures en kosten, Amo op de hoogte kon stellen van haar voornemen een nietigheidsprocedure in Nederland te starten, zodat Amo in de gelegenheid was afstand te doen van het Nederlandse deel van het octrooi (zoals zij nu na dagvaarding ook heeft gedaan). Dat geldt temeer nu Amo onbetwist heeft gesteld dat tussen J&J en Alcon Inc, in het kader van een schikking in een niet gerelateerd dispuut, de verplichting is afgesproken elkaar op de hoogte te stellen als zij een octrooizaak tegen elkaar overwegen.
2.4.
Het voorgaande betekent dat Alcon cs als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten zal worden veroordeeld. Deze kosten zullen, zoals door Amo gevorderd, worden begroot volgens het liquidatietarief. Deze kosten bedragen € 844,50 aan salaris advocaat (1,5 punt à € 563,-) en € 656,- aan griffierecht, derhalve in totaal € 1.500,50.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
wijst de vorderingen af;
3.2.
veroordeelt Alcon cs in de proceskosten, aan de zijde van Amo tot op heden begroot op € 1.500,50;
3.3.
verklaart de veroordeling onder 3.2 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Kokke en in het openbaar uitgesproken op 18 augustus 2021.