ECLI:NL:RBDHA:2021:9243

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 augustus 2021
Publicatiedatum
23 augustus 2021
Zaaknummer
NL21.8040 en NL21.8042
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de geloofwaardigheid van asielaanvragen van Iraanse eisers met betrekking tot bekering tot het christendom

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 19 augustus 2021, zijn twee asielaanvragen van Iraanse eisers behandeld. Eiseres heeft aangevoerd dat zij zich heeft bekeerd tot het christendom en dat zij bedreigd wordt door haar broer in Iran. De rechtbank oordeelt dat de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiseres onvoldoende is onderbouwd, maar dat verweerder een nieuwe beoordeling van de geloofwaardigheid van de geloofsgroei moet maken. De rechtbank stelt vast dat het niet kunnen noemen van de naam van de kerk en de getuige [naam 4] niet langer tegengeworpen kan worden. De rechtbank volgt niet het standpunt van verweerder dat de verklaringen van eiseres over evangelisatie ongerijmd zijn. De rechtbank concludeert dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom het niet geloofwaardig is dat eiseres zich in het christendom heeft verdiept. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen.

Eiser heeft in zijn asielaanvraag ook gesteld dat hij zich heeft bekeerd tot het christendom, maar verweerder heeft deze bekering ongeloofwaardig geacht. De rechtbank oordeelt dat verweerder zich niet ten onrechte op dit standpunt heeft gesteld en verklaart het beroep van eiser ongegrond. De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.496,-. De uitspraak is openbaar gedaan en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL21.8040 (beroep eiseres) en NL21.8042 (beroep eiser)

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

V-nummer: [v-nummer 1]
en

[eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer 2]
(gemachtigde: mr. M.M. Polman),
hierna gezamenlijk: eisers
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H. Chamkh).

ProcesverloopBij afzonderlijke besluiten van 25 mei 2021 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvraag van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eisers hebben tegen die besluiten beroep ingesteld.
De rechtbank heeft de beroepen, tezamen met de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (NL21.8041 en NL21.8043), op 22 juli 2021 op zitting behandeld. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Tevens zijn verschenen hun schoonzoon [naam 1] en getuige [naam 2]. Als tolk is verschenen [naam 3]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eisers hebben de Iraanse nationaliteit. Eiseres is geboren op [geboortedatum 1] en eiser op [geboortedatum 2].
Eerste asielprocedure en de bewaring
2. Eisers hebben eerder op 15 september 2018 asielaanvragen ingediend. Zij hebben aan die asielaanvragen ten grondslag gelegd dat eiser problemen heeft in Iran in verband met zijn toegedichte afvalligheid. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag de bedreigingen van haar schoonfamilie in Iran ten grondslag gelegd en later daaraan toegevoegd dat zij is bekeerd tot het christendom. Verweerder heeft de asielrelazen van eisers, waaronder ook de bekering van eiseres, niet geloofwaardig geacht en bij besluiten van 12 februari 2021 de aanvragen kennelijk ongegrond verklaard. De beroepen die eisers hiertegen hebben ingediend, zijn bij uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam van 12 april 2021 [1] ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geconcludeerd dat verweerder de asielrelazen van eisers niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft bevonden. De hiertegen gerichte hoger beroepen zijn bij uitspraak van de Afdeling [2] van 12 mei 2021 [3] ongegrond verklaard.
2.1
Op 14 mei 2021 zijn eisers in bewaring gesteld waarna zij meteen een opvolgende asielaanvraag hebben gedaan. De maatregelen van bewaring zijn op 27 mei 2021 opgeheven.
NL21.8040 (beroep eiseres):
3. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij zich (1) heeft verdiept in het christelijke geloof en (2) wordt bedreigd door haar broer.
3.1
Verweerder heeft beide elementen ongeloofwaardig bevonden.
Verweerder vindt haar verdieping in het christelijke geloof niet geloofwaardig omdat zij niet de naam van haar kerk kan noemen, terwijl zij wel sinds een jaar of dertien maanden iedere zondag naar de kerk gaat. Zij weet ook de volledige naam van [naam 4] ([naam 4]) niet te noemen, terwijl zij een goede en hechte band heeft met [naam 4], [naam 4] de doop van eiseres heeft geregeld en in de eerste asielprocedure als getuige is meegekomen naar de zitting. De stelling van eiseres dat zij uit liefdadigheid sjaals en truien maakte, is al in de eerste asielprocedure aan de orde gekomen zodat dit geen nieuw feit of nieuwe omstandigheid is. Verder vindt verweerder de verklaringen van eiseres over psalm 23 onvoldoende omdat zij niet duidelijk heeft gemaakt in welk opzicht psalm 23 voor haar persoonlijk van toepassing is. Dat iemand een beroep kan doen op God om beschermd en geholpen te worden is te algemeen van aard en verschaft geen inzicht in de persoonlijke problematiek die eiseres stelt te hebben en met name in hoeverre deze psalm haar geholpen heeft haar problemen te overwinnen. Ook heeft eiseres niet duidelijk gemaakt op welke manier het verhaal van Lucas persoonlijk op haar van toepassing is. Ten aanzien van de verklaringen van eiseres dat zij meer vergevingsgezind is geworden, blijft eiseres volgens verweerder hangen in summiere en oppervlakkige verklaringen. Zij kan niet duidelijk verklaren wat maakt dat zij door de tijd heen vergevingsgezinder is geworden. Nu eiseres de Bijbel leest, bijbellessen volgt en naar de kerk gaat, mag van haar worden verwacht dat zij uitgebreider kan vertellen over haar gedachten en gevoelens omtrent het onderwerp vergevingsgezindheid, aldus verweerder. De verklaringen van eiseres ten aanzien van de diepgewortelde rust zijn door verweerder eveneens eenzijdig en summier geacht. Het enkele verband tussen niet meer bang zijn voor de dood door haar geloof in Jezus is te simpel van aard om een verklaring te geven voor het verschil tussen de rust die zij in de eerste procedure heeft aangegeven en de huidige diepgewortelde rust. Eiseres is ook ongerijmd in haar verklaringen ten aanzien van haar evangelisatie.
Verweerder heeft de dreigementen door haar broer ongeloofwaardig geacht omdat zij niet duidelijk kan verklaren hoe haar broer in Iran achter haar bekering is gekomen. Dit is gebaseerd op vermoedens. Het ligt ook in de rede dat eiseres navraag zou doen bij haar schoondochter. Zij heeft ook wisselend verklaard over de wijze waarop zij voorafgaand aan de bekendmaking van het nieuws bij haar zoons en schoondochter met haar zwager heeft gecommuniceerd. Eiseres geeft aan de woorden van haar broer een andere lading dan de werkelijke uitspraak: 'we weten goed hoe we haar moeten behandelen'.
Beroepsgrond die ziet op de geloofwaardigheidsbeoordeling
3.2
Eiseres heeft de ongeloofwaardigheid in beroep gemotiveerd betwist. Ter onderbouwing daarvan heeft zij een verklaring van [naam 4] (volledige naam: [naam 4]) van 28 mei 2021 overgelegd en haar als getuige naar zitting meegenomen. [naam 4] heeft ter zitting samengevat verklaard dat zij als ouderling in de gemeente [gemeente] nu voor de tweede keer getuigt omdat zij er door haar eigen ervaring met eiseres van overtuigd is dat de bekering van eiseres oprecht is. Zij weet dat er sprake is van een oprechte geloofsgroei omdat eiseres sinds het moment dat zij in bewaring is gesteld is gegroeid in het geloof. Eiseres beschikte in detentie niet over een bijbel. Na de opheffing van de bewaring heeft [naam 4] met eiseres gesproken en heeft eiseres haar verteld dat zij angstig was toen zij door de politie werd meegenomen en zich heeft vastgehouden aan psalm 23 die zij uit haar hoofd kende. Psalm 23 kon haar in die situatie houvast bieden. Eiseres vond het een hele mooie psalm. Zij heeft later de Bijbel in het Farsi gekregen en [naam 4] heeft gezien dat zij die bijbel omklemd tegen haar hart hield en in de bijbel veel aantekeningen had gemaakt. [naam 4] vond dat heel indrukwekkend, zo verklaarde zij op zitting. Toen eiseres niet meer in [plaats] woonde is eiseres toch een aantal keren afgereisd naar de kerk. Verder heeft [naam 4] verklaard dat mensen die tijdens de dienst echt bidden dit alleen kunnen als dat oprecht is. Ook verklaarde zij dat zij soms ook zegt dat het beter is om nog even te wachten met dopen. [naam 4] verklaarde nadrukkelijk dat zij niet voor iedereen een getuigenis aflegt en dat zij nu niet een getuigenis wil afleggen voor eiser. Voor eiser vindt zij het moeilijk om daar iets over te zeggen. Daar wil zij heel eerlijk in zijn. [naam 4] verklaarde verder dat zij nooit echt in iemands hart kan kijken, maar dat zij probeert dat zo goed mogelijk te doen.
Zij staat hier voor honderd procent achter. Als zij twijfels had, dan was zij niet naar zitting meegegaan, aldus [naam 4].
Verder heeft eiseres ter onderbouwing van haar geloofsgroei in beroep het rapport ‘[#]’ van Stichting Gave van dr. [naam 5] van 8 juni 2021 overgelegd. Zoals ter zitting door de gemachtigde van eiseres is bevestigd, gaat het hier alleen om het deel vanaf pagina 20, omdat dat deel specifiek ziet op de geloofsgroei. Verder heeft eiseres een verklaring van haar docent Nederlands [naam 6] van 10 juli 2021 overgelegd, waaruit volgens haar ook blijkt dat sprake is van een oprechte bekering en verdieping in het geloof. Eiseres heeft ook een printscreen van haar Instagram en foto’s van enkele pagina’s uit haar bijbel overgelegd.
3.3
De rechtbank overweegt als volgt. De rechtbank stelt vast dat verweerder ter zitting desgevraagd heeft bevestigd dat verweerder het niet kunnen noemen van de volledige naam van [naam 4] en de naam van de kerk niet langer tegenwerpt in het kader van de beoordeling van de geloofwaardigheid van de geloofsgroei, nu de activiteiten van eiseres bij de kerk en het contact daarbij met [naam 4] niet in geschil zijn. De rechtbank verwijst daarbij nog naar het rapport van Stichting Gave [4] , waarin dit ook wordt aangegeven.
3.4
Ten aanzien van de tegenwerping van verweerder dat de verklaringen van eiseres over de evangelisatie ongerijmd zijn, overweegt de rechtbank als volgt. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat de kern van die tegenwerping is dat eiseres enerzijds heeft verklaard dat zij het geloof niet voor zichzelf kan houden maar anderzijds dat zij geen mensen benadert. Dat is volgens verweerder tegenstrijdig.
3.4.1
Uit het gehoorverslag blijkt onder meer het volgende (pagina’s 11, 12 en 13):
“U heeft onder andere verandering als reden aangevoerd voor uw nieuwe asielaanvraag. Wat is voor uw de belangrijkste verandering?
- De belangrijkste verandering is dat ik me nu bezig hou met evangelisatie.
Waarom is dat voor u de belangrijkste verandering?
- Omdat ik zelf ben verlost en ik ben zelf een gelovige. Door mijn geloof ben ik blij en heb ik plezier in mijn leven. Daarom wil ik mijn blijdschap met andere mensen delen.
Niet elke christen die verlost is, gelooft en andere wil verblijden evangeliseert. Waarom kiest u daar persoonlijk wel voor?
- Want Jezus heeft voorgeschreven dat degene die in Hem geloven, het goede nieuws moeten verkondigen aan iedereen.
Los van het feit dat het in de Bijbel staat en door Jezus is verkondigd. Waarom kiest u er zelf voor om te evangeliseren?
- Ik doe mijn best om door mijn christelijke gedragingen mijn geloof uit te dragen aan anderen. Ten tweede, ik ben zelf verlost. Ik kan niet dit goede nieuws voor mezelf houden en dat niet aan anderen uitdragen. Volgens mij
degene die tot het geloof komen mogen en kunnen niet stil blijven. Ik ben trots dat ik een christen ben. En omdat ik hou van de medemens wil ik andere mensen evangeliseren door middel van mijn gedragingen of mijn verhalen. Zodat zij zich ook verlost en betrokken kunnen voelen bij mijn blijdschap die ik heb.
Begrijp ik het goed dat u andere evangeliseert door middel van christelijke gedragingen te uitten aan anderen en uw verhalen?
- Ja in eerste instantie door mijn gedraging. Als ik zie dat andere daarin geïnteresseerd zijn en vragen gaan stellen, dan spreek ik met hun en evangeliseer ik hun.
(…)
Sinds wanneer evangeliseert u?
- Ruim een jaar ben ik christen en bekeerd. In het begin was ik een nieuwe christen. Sinds ongeveer vijf of zes maanden ben ik bezig met evangelisatie. Ik ga niet mijn wil opleggen aan andere mensen. Maar als iemand in het geloof geïnteresseerd is dan ga ik hem evangeliseren.
Begrijp ik het goed dat u niet actief mensen benaderd voor evangelisatie, maar dat mensen u benaderen indien zij geïnteresseerd zijn en u ze dan evangeliseert?
- Ja dat klopt. Je kan mensen niet dwingen om iets te doen.
(…)
Voor de pauze hadden we het over de evangelisatie. Hoe zou u dat in de toekomst willen doen?
- In de toekomst ga ik mijn best doen om door mijn gedrag anderen te evangeliseren. Ik kan het goede nieuws niet bij mezelf houden, ik ben verlost en ik kan het niet tot mezelf beperken. Zonder enkele twijfel ga ik mensen die daarin geïnteresseerd zijn evangeliseren.
Begrijp ik het goed dat u ook in de toekomst mensen door middel van uw gedrag en enkel mensen die geïnteresseerd zijn in het Christendom en u daarvoor benaderen wil evangeliseren?
- Ja voor honderd procent.”
3.4.2
De rechtbank is met eiseres van oordeel dat uit de voorgaande antwoorden van eiseres niet volgt dat sprake is van een tegenstrijdigheid. Uit haar verklaringen volgt dat zij uitlegt hoe zij haar gedrag ten aanzien van de evangelisatie ziet. Zij verklaart dat zij door haar gedraging mensen evangeliseert die geïnteresseerd zijn in het geloof, maar haar geloof niet wil opleggen aan andere mensen. Verder past het feit dat eiseres mensen niet actief benadert in het beeld dat wordt geschetst in het rapport van Stichting Gave over de wijze van evangeliseren van protestanten: daarover staat vermeld dat protestanten in de prakrijk mensen niet actief benaderen, maar evangelisatie vooral gebeurt aan de hand van persoonlijk gedrag en persoonlijke relaties [5] . Voor zover van belang, is de rechtbank verder van oordeel dat het feit dat eiseres tot nu toe nog niet zoveel mensen heeft geëvangeliseerd, ook verder kan worden verklaard door de coronamaatregelen die zijn getroffen. Waarom die omstandigheden in dit kader niet zouden kunnen meewegen, heeft verweerder niet deugdelijk gemotiveerd.
4. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat uit het rapport van Stichting Gave blijkt dat zij tijdens het gehoor over de psalm 23 tweemaal ten onrechte is onderbroken, omdat uit het gehoor nadrukkelijk blijkt dat er door de gehoormedewerker juist is doorgevraagd naar wat de reden is geweest waarom eiseres juist deze psalm uit haar hoofd heeft geleerd en wat de psalm persoonlijk voor haar betekent [6] .
5. Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat zij algemeen over de psalm 23 en Lucas en summier en oppervlakkig over de vergevingsgezindheid en diepgewortelde rust heeft verklaard. Eiseres verklaart ten aanzien van de persoonlijke betekenis van de psalm 23 in algemene bewoordingen zoals dat God haar niet alleen laat, haar altijd steunt en dat zij zich beschouwt als het schaap dat werd begeleid en beschermd door de herder [7] . Eiseres heeft ook niet concreet verklaard over op welke manier het verhaal van Lucas persoonlijk op haar van toepassing is, omdat zij verklaart dat het geloof lijkt op het geloof van kinderen in hun vader [8] . Hoewel zij ten aanzien van de vergevingsgezindheid enkele praktijkvoorbeelden geeft, kan zij niet duidelijk verklaren op welke wijze zij meer vergevingsgezindheid heeft verworven. De verklaringen van eiseres ten aanzien van de diepgewortelde rust zijn door verweerder eveneens niet ten onrechte eenzijdig en summier geacht. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat het enkele verband tussen niet meer bang zijn voor de dood door haar geloof in Jezus te oppervlakkig is om een verklaring te geven voor het verschil tussen de rust die zij in de eerste procedure heeft aangegeven en de huidige diepgewortelde rust.
5.1
Weliswaar is de rechtbank van oordeel dat eiseres onvoldoende tegen de in overweging 5 genoemde tegenwerpingen heeft ingebracht, maar dat neemt niet weg dat verweerder een nieuwe geloofwaardigheidsbeoordeling van de geloofsgroei zal moeten maken. Het niet kunnen noemen van de naam van de kerk en [naam 4] wordt immers niet langer tegengeworpen en het standpunt dat sprake is van ongerijmde verklaringen over de evangelisatie wordt door de rechtbank niet gevolgd. Daar komt bij dat verweerder zal moeten motiveren waarom de op de zitting afgelegde verklaringen van [naam 4], die als derde en deskundig persoon uit eigen ervaring en waarneming heeft verklaard over de oprechtheid van de geloofsgroei, niet voldoende zijn om de tegenwerpingen die overeind blijven in de geloofwaardigheidsbeoordeling alsnog
nietdoorslaggevend te achten. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 12 mei 2021 [9] bepaald dat verweerder ook daadwerkelijk en kenbaar moet motiveren hoe hij de verklaringen van derden weegt in het licht van de afgelegde en ongeloofwaardig geachte verklaringen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dat in het voornemen, het bestreden besluit en op zitting niet gedaan. Uit al het voorgaande volgt dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom het niet geloofwaardig is dat eiseres zich in het christendom heeft verdiept.
Conclusie in NL21.8040
6. Gelet op het voorgaande is het beroep reeds gegrond en dienen de overige beroepsgronden die zien op het element bedreiging en de vrees op ernstige schade bij terugkeer, geen bespreking meer. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb [10] . De rechtbank ziet geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten, een bestuurlijke lus toe te passen of om zelf in de zaak te voorzien. Het is aan verweerder om opnieuw, met in achtneming van deze uitspraak, een beoordeling te verrichten. De rechtbank stelt een termijn van zes weken voor het nemen van een nieuw besluit.
7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiseres een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.
NL21.8042 (beroep eiser)
8. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij zich heeft bekeerd tot het christendom.
8.1
Verweerder heeft de bekering van eiser tot het christendom ongeloofwaardig geacht. Eiser heeft in het nader gehoor in de eerste aanvraag en nu in de opvolgende aanvraag tegenstrijdig verklaard over het moment waarop hij zou zijn bekeerd. In het nader gehoor heeft hij stellig verklaard dat hij niet in het christendom geloofde, terwijl hij nu in de opvolgende aanvraag enerzijds verklaart dat hij al sinds zijn doop (bij benadering augustus 2019) en anderzijds een jaar geleden (mei 2020) is bekeerd. Eiser zegt in de opvolgende aanvraag dat hij in het nader gehoor heeft verklaard dat hij christen is, maar niet wilde dat zijn asielaanvraag daarop gebaseerd zou zijn. Dit heeft hij destijds echter niet verklaard. Dit komt volgens verweerder voor zijn rekening en risico. Indien het een oprechte bekering zou betreffen, dan zou er geen sprake zijn van misbruik waarvoor eiser zegt te vrezen. Ook over het moment van de doop is eiser tegenstrijdig (bij benadering 19 augustus 2019, terwijl op de doopakte 7 april 2019 staat). Nu eiser heeft verklaard dat hij zichzelf is gaan beschouwen als christen vanaf de doop, mag in alle redelijkheid worden verwacht dat hij eenduidig kan verklaren over deze belangrijke gebeurtenis. Verder heeft eiser tegenstrijdig verklaard over het moment waarop hij in aanraking is gekomen met het christendom. Ook acht verweerder de redenen van bekering summier en oppervlakkig. De motieven (vergiffenis, kruising van Jezus, rust en minder afstand tot God) vindt verweerder te algemeen van aard.
8.2
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in het voornemen en het bestreden besluit niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de bekering van eiser ongeloofwaardig is. Wat eiser daartegen in beroep heeft ingebracht, acht de rechtbank onvoldoende.
8.3
Ten aanzien van de stelling in beroep dat verweerder er ten onrechte van uit gaat dat van vervolging bij terugkerende Iraniërs in zijn algemeenheid geen sprake lijkt te zijn, overweegt de rechtbank als volgt. De gemachtigde van eiser heeft aangegeven dat zij dit nog nader zal onderbouwen met behulp van een deskundige via de helpdesk van Vluchtelingenwerk Nederland. Zij is echter in gebreke gebleven om ten aanzien van deze beroepsgrond nadere stukken te overleggen of nadere argumenten aan te voeren. Daarom treft deze beroepsgrond geen doel.
Conclusie in NL21.8042
9. Gelet op het voorgaande heeft verweerder de asielaanvraag van eiser terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

In NL21.8040 (beroep eiseres):
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiseres met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.496,-.
In NL21.8042 (beroep eiser):
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. van Putten, rechter, in aanwezigheid van
mr. R. Pronk, griffier.
Deze hersteluitspraak vervangt de inhoud van de uitspraak van 4 augustus 2021, zonder wijziging van de uitspraakdatum. De hersteluitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekend gemaakt op 9 augustus 2021.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zaaknummers: NL21.2509 en NL21.2511.
2.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
3.Zaaknummers: 202102538/1/V2 en 202102538/2/V2.
4.Rapport p. 20.
5.Rapport p. 22.
6.Gehoorverslag p. 9.
7.Gehoorverslag p. 9.
8.Gehoorverslag p. 16.
9.Zaaknummer: ECLI:NL:RVS:2021:977.
10.Voluit: Algemene wet Bestuursrecht.