ECLI:NL:RBDHA:2021:9238
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in Dublin-zaak met betrekking tot Italië
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 januari 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Nigeriaanse man, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat de belangen van zijn minderjarige zoon niet in de besluitvorming zijn betrokken en dat hij bij overdracht naar Italië in een detentiecentrum terecht kan komen met slechte omstandigheden.
Tijdens de zitting op 7 januari 2021 heeft eiser via een beeldverbinding deelgenomen, samen met zijn gemachtigde. De rechtbank overweegt dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State eerder heeft geoordeeld dat verweerder in het algemeen kan uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Italië. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat hij bij overdracht aan Italië een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
De rechtbank concludeert dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de asielaanvraag van eiser niet inhoudelijk behandeld hoeft te worden op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft niet aangetoond dat er bijzondere, individuele omstandigheden zijn die maken dat de overdracht aan Italië van onevenredige hardheid getuigt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.