ECLI:NL:RBDHA:2021:9217
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van vermeende schijnrelatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Surinaamse vrouw, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om bij haar partner, referent, in Nederland te kunnen verblijven. De aanvraag werd echter afgewezen omdat de staatssecretaris van mening was dat er geen duurzame en exclusieve relatie bestond tussen eiseres en referent, en dat hun huwelijk was aangegaan met als enig doel het verkrijgen van verblijfsrecht voor eiseres in Nederland.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres en referent elkaar via het internet hebben leren kennen en sinds april 2016 een relatie hebben. Eiseres woont in Suriname en heeft twee volwassen zonen. De rechtbank heeft de eerdere afwijzing van de aanvraag in 2019 door de staatssecretaris in aanmerking genomen, waarbij werd geconcludeerd dat er sprake was van een schijnrelatie. Eiseres heeft in haar opvolgende aanvraag bewijsstukken overgelegd, waaronder een verklaring van referent en screenshots van communicatie, maar de rechtbank oordeelde dat deze onvoldoende waren om de oprechtheid van hun relatie aan te tonen.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris terecht de aanvraag heeft afgewezen, omdat eiseres niet heeft aangetoond dat er een echt familieleven bestaat tussen haar en referent. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.