ECLI:NL:RBDHA:2021:9210

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 augustus 2021
Publicatiedatum
23 augustus 2021
Zaaknummer
NL20.15658
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Venezolaanse eiser en de beoordeling van geloofwaardigheid door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 augustus 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Venezolaanse eiser. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een beroep van de eiser tegen het bestreden besluit van de staatssecretaris. De eiser, geboren in 2002, heeft verklaard dat hij politiek actief was voor de oppositiepartij Primero Justicia en dat hij bedreigd werd door de Colectivos, een militie die aan het regime van president Maduro is gelieerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de asielaanvraag had afgewezen op basis van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000, waarbij de geloofwaardigheid van de verklaringen van de eiser ter discussie stond. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende rekening had gehouden met de minderjarigheid van de eiser en dat er onvoldoende onderzoek was gedaan naar de vraag of de eiser onder een risicogroep viel. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen om opnieuw te beslissen op de asielaanvraag van de eiser, met inachtneming van de uitspraak. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de eiser, vastgesteld op € 1.496,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL20.15658

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. S.J. Koolen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.H.M. Post).

ProcesverloopBij besluit van 23 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De rechtbank heeft het beroep op 21 juli 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen K.S. van Wezel. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser is geboren op [Geb. datum] 2002 en bezit de Venezolaanse nationaliteit.
2. Aan zijn asielaanvraag heeft eiser, kort weergegeven, het volgende ten grondslag gelegd. Eiser is maatschappelijk actief geworden in zijn woonplaats Apure en later ook politiek actief geworden voor de oppositiepartij
Primero Justicia. Op enig moment is eiser door deze partij aangesteld als contactpersoon voor zijn wijk en is hij mensen gaan motiveren om deel te nemen aan protesten. Op 15 juni 2019 is eiser na een manifestatie op weg naar huis ontvoerd door vijf leden van de
Colectivos, een aan het regime van president [Naam 2] gelieerde militie. Eiser is door hen met de dood bedreigd. Na vier of vijf uur is hij weer vrijgelaten. Daarna durfde eiser niet meer het huis uit te gaan. Tijdens een bezoek aan eiser van een aantal partijleden op 27 juni 2019 is er een steen met een dreigement tegen eisers huis gegooid. Eiser heeft hiervan aangifte gedaan bij de politie op 30 juni 2019. De dag daarna is de moeder van eiser telefonisch bedreigd. Vervolgens heeft eiser besloten om te vluchten.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder eisers asielaanvraag afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Verweerder heeft de door eiser gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht. Ook heeft verweerder geloofwaardig geacht dat eiser lid is van
Primero Justicia. Verweerder heeft echter de door eiser gestelde problemen met de
Colectivosongeloofwaardig geacht.
4. Op wat eiser daartegen aanvoert wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Zorgvuldigheid
5. Volgens eiser is er bij de beoordeling van zijn asielaanvraag onvoldoende rekening gehouden met zijn minderjarigheid en is hij tijdens het nader gehoor onvoldoende in de gelegenheid gesteld om uitleg te geven over tegenstrijdigheden.
6. De rechtbank volgt eiser hierin niet. In het bestreden besluit heeft verweerder uiteengezet dat er passende steun aan eiser is geboden door advies op te vragen over eisers medische gesteldheid en door een hoorambtenaar in te zetten die is opgeleid voor het horen van minderjarige asielzoekers. Deze ambtenaar heeft tijdens het nader gehoor aangesloten bij eisers referentiekader, regelmatig pauzes ingelast en steeds gemonitord of het goed ging met eiser, aldus verweerder. Eiser heeft niet onderbouwd waarom dit niet voldoende zou zijn. Daarnaast is eiser tijdens het nader gehoor, in overeenstemming met artikel 3.113, tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 door nadere vraagstelling in de gelegenheid gesteld om opheldering te geven over enkele tegenstrijdigheden in zijn verklaringen. Deze bepaling strekt echter niet zo ver dat verweerder in zijn besluitvorming alleen tegenstrijdigheden mag tegenwerpen die eerst expliciet in het nader gehoor aan de vreemdeling zijn voorgehouden. De rechtbank volgt in dat verband verweerders standpunt dat het niet in alle gevallen mogelijk dan wel wenselijk is om de vreemdeling al tijdens het gehoor met vermeende tegenstrijdigheden in zijn verklaringen te confronteren. Eiser is bovendien in de gelegenheid gesteld om in een zienswijze op het voornemen op de vermeende tegenstrijdigheden in het vluchtrelaas te reageren, van welke gelegenheid eiser ook gebruik heeft gemaakt. Er is daarom geen grond voor het oordeel dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid.
Geloofwaardigheid
7. Daarnaast voert eiser aan dat verweerder de door hem gestelde problemen met de
Colectivosten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Ook hierin kan eiser niet worden gevolgd gelet op het volgende.
8. Ter onderbouwing van zijn asielrelaas heeft eiser tijdens zijn eerste gehoor een aangifte bij de Venezolaanse politie overgelegd. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat eiser tijdens het nader gehoor verklaringen heeft afgelegd die tegenstrijdig zijn aan deze aangifte. Zo heeft eiser tijdens het nader gehoor (pagina 6) verklaard dat hij alleen was toen hij werd ontvoerd, terwijl de aangifte vermeldt dat politiek leiders van
Primero Justiciagetuige waren van de ontvoering. Ook heeft eiser tijdens het nader gehoor (pagina 16) verklaard dat hij bij de ontvoering niet is geslagen, terwijl de aangifte vermeldt dat één van de ontvoerders hem in het gezicht heeft geslagen. In het bestreden besluit heeft verweerder terecht overwogen dat eiser deze tegenstrijdigheden niet heeft kunnen wegnemen. Eisers stellingen in de zienswijze dat hij heeft bedoeld te verklaren dat er wel getuigen van de ontvoering waren maar dat deze zich niet in zijn directe nabijheid bevonden, en dat hij wel is geslagen maar niet
in elkaaris geslagen, vinden geen weerslag in zijn verklaringen tijdens het nader gehoor en evenmin in de correcties en aanvullingen. Verder heeft eiser verklaard dat het gooien van de steen ruim twee weken na de ontvoering heeft plaatsgevonden, terwijl de aangifte vermeldt dat dit daags daarna al gebeurde. Verweerder stelt terecht dat eiser daarvoor geen bevredigende verklaring heeft kunnen geven.
9. Daarnaast heeft verweerder er terecht op gewezen dat eiser slechts summiere verklaringen heeft afgelegd over de ontvoerders. Zo heeft eiser verklaard dat zij in burger gekleed waren, dat zij wapens droegen, dat zij eruit zagen als criminelen en dat zij hem uitscholden (pagina 17 nader gehoor). Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat eiser niet inzichtelijk heeft gemaakt hoe hij de ontvoerders hierdoor kon herkennen als leden van de
Colectivos. Ook heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat eiser slechts kon vermoeden dat de gegooide steen afkomstig was van de
Colectivos.
10. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank de voornoemde aspecten gewogen in het kader van een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling. Eiser kan dan ook niet worden gevolgd in zijn stellingen dat verweerder in feite sluitend bewijs verwacht van zijn verklaringen en dat de beoordeling slechts is gebaseerd op vermeende discrepanties tussen het nader gehoor en de aangifte. Ter zitting heeft verweerder de tegenwerping dat eiser niet heeft kunnen verklaren welke subgroep van de
Colectivoshem heeft ontvoerd teruggenomen. Dit betekent echter niet dat de conclusie van verweerder dat het relaas ongeloofwaardig is niet in stand kan blijven.
Risicogroep
11. In onderdeel C7/32.3.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) heeft verweerder het beleid neergelegd dat onder meer de volgende groepen in Venezuela worden aangeduid als risicogroep: oppositieleden die significante kritiek uiten op de autoriteiten en/of gezien hun positie in staat zijn om de bevolking te mobiliseren, dissidenten en politiek activisten die significante kritiek uiten op de autoriteiten en personen die actief zijn in de journalistiek of op het gebied van de mensenrechten die significante kritiek uiten op de autoriteiten. Volgens onderdeel C2/3.2 van de Vc kan de vreemdeling die behoort tot een risicogroep met geringe indicaties aannemelijk maken dat zijn problemen die verband houden met één van de vervolgingsgronden leiden tot een gegronde vrees voor vervolging.
12. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte niet heeft onderkend dat hij onder een van deze risicogroepen valt. Eiser stelt dat hij nog steeds actief is voor de politieke oppositiepartij
Primero Justicia. Ter onderbouwing hiervan heeft hij in beroep een brief van de ambassadeur van Venezuela voor het Koninkrijk België en de Europese Unie van 26 februari 2021 en een brief van de Presidentiële afgevaardigde voor Buitenlandse Zaken van Venezuela van 23 maart 2021 overgelegd, alsmede schermafbeeldingen van een WhatsApp-groep van
Primero Justiciaen links naar berichten op sociale media van de Venezolaanse vertegenwoordiging. Ook stelt eiser dat zijn activiteiten in Venezuela bekend zijn. Ter onderbouwing hiervan heeft hij in beroep een schermafdruk van een Twitter-bericht van zijn hand overgelegd, waaruit kan worden afgeleid dat dit bericht, zoals ter zitting ook is vastgesteld, is geadresseerd aan (het account van) president [Naam 2]. Daarnaast heeft eiser schermafbeeldingen van WhatsApp en Facebook Messenger met vertalingen overgelegd, waaruit kan worden afgeleid dat hij en zijn moeder worden bedreigd door ene [Naam 3] die deel uitmaakt van de
Colectivos. Verder heeft eiser gewezen op diverse algemene bronnen waaruit volgens hem blijkt dat er in Venezuela – en in het bijzonder in de regio Apure – sprake is van systematische en wijdverspreide aanvallen op (met name jongere) tegenstanders van het regime.
13. Ter zitting heeft verweerder desgevraagd toegelicht dat hij geloofwaardig acht dat eiser in Venezuela (op wijkniveau) activiteiten heeft verricht voor
Primero Justicia. Ook heeft verweerder ter zitting onderkend dat eiser, gelet op de in beroep overgelegde stukken, in Nederland zijn activiteiten voor deze groepering heeft voortgezet en nog altijd voortzet. Niet in geschil is dat
Primero Justiciaeen Venezolaanse beweging is die oppositie voert tegen het huidige regime onder president [Naam 2]. Ook heeft verweerder onderkend dat eisers naam in de door hem overgelegde bedreigingen wordt genoemd en dat er, op zijn minst, aanwijzingen zijn dat deze afkomstig zijn van een of meer personen die aan de autoriteiten van Venezuela zijn gelieerd. De rechtbank stelt echter vast dat in het bestreden besluit niet is beoordeeld of eiser onder een risicogroep valt in de zin van het beleid en of mitsdien sprake is van geringe indicaties die aannemelijk maken dat eiser bij terugkeer naar Venezuela gegronde vrees voor vervolging heeft te duchten. Dit heeft verweerder ter zitting desgevraagd erkend. Het standpunt van verweerder dat deze beoordeling impliciet is vervat in de beoordeling van de geloofwaardigheid van eisers asielrelaas verdraagt zich daarmee niet en is ook overigens niet begrijpelijk. Het bestreden besluit bevat dan ook in zoverre een zorgvuldigheidsgebrek.
Conclusie
14. Het beroep zal gegrond worden verklaard. Het bestreden besluit wordt vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank ziet geen mogelijkheid om het geschil finaal te beslechten, omdat het op de weg van verweerder ligt om alsnog te onderzoeken of eiser onder een risicogroep valt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser, gelet op wat hiervoor onder 13 is overwogen, in ieder geval een begin van een onderbouwing geleverd dat sprake is van geringe indicaties dat hij in Venezuela voor vervolging moet vrezen. Het is echter primair aan verweerder om te beoordelen of aan deze indicaties een zodanig gewicht toekomt, dat eiser ook in aanmerking moet komen voor vluchtelingenrechtelijke bescherming. Verweerder zal daarom worden opgedragen om opnieuw op eisers asielaanvraag te beslissen met inachtneming van deze uitspraak.
15. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank niet meer toe aan een beoordeling van de vraag of, zoals eiser heeft aangevoerd, in de regio Apure in Venezuela sprake is van een situatie zoals bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Richtlijn 2011/95/EU (Definitierichtlijn).
16. Er is aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.496,- bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift en een punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748,- en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt het bestreden besluit;
 draagt verweerder op om een nieuw besluit op eisers asielaanvraag te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
 veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten ten bedrage van € 1.496,- (veertienhonderdzesennegentig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en wordt openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.