1.2De voorzieningenrechter acht het spoedeisende belang in onderhavig geval voldoende aangetoond. Daarbij is van belang dat verzoeker al ruim een maand geen inkomen meer heeft, nu zijn bijstandsuitkering is ingetrokken. In verband hiermee acht de voorzieningen-rechter aannemelijk dat verzoeker zijn vaste lasten niet meer kan betalen.
2. Aan de hand van een voorlopig rechtmatigheidsoordeel zal worden bepaald of er aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening.
3. De voorzieningenrechter gaat bij zijn beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden. Verzoeker ontving sinds 13 mei 2016 een bijstandsuitkering. Naar aanleiding van een melding van het Inlichtingenbureau dat het vermogen op de bankrekening van verzoeker op 31 december 2019 € 6.539,- bedroeg en dat verzoekers vermogen daarmee het vrij te laten vermogen overschrijdt, is de afdeling Sociale Zaken van de gemeenschappelijke regeling IJsselgemeenten (Sociale Zaken) een onderzoek gestart naar de rechtmatigheid van de aan verzoeker verleende bijstandsuitkering. Daarbij is dossieronderzoek en internetonderzoek verricht en zijn onder meer het BRP en Suwinet geraadpleegd. Daarnaast is per e-mail informatie opgevraagd bij BTC Direct. Verder is verzoeker bij brief van 25 augustus 2020 verzocht om, onder andere, bankafschriften van zijn betaal- en spaarrekeningen en te verstrekken. Op 22 oktober 2020 heeft verzoeker de gevraagde stukken verstrekt. Naar aanleiding van de verstrekte stukken heeft verweerder telefonisch contact opgenomen met verzoeker en hem verzocht aanvullende informatie te verstrekken met betrekking tot zijn creditcard en Paypalrekening. Nadat verzoeker per mail de gevraagde stukken had verstrekt en telefonisch een toelichting had gegeven met betrekking tot de creditcard en de Paypalrekening, heeft verweerder bij brief van
25 november 2020 aanvullende informatie opgevraagd bij verzoeker. Het gaat om, voor zover nog niet verstrekt, bankafschriften van alle betaal- en spaarrekeningen en de Paypalrekening, een transactieoverzicht van de creditcard, deugdelijke en verifieerbare verklaringen en eventuele bewijsstukken met betrekking tot alle bijschrijvingen van derden op verzoekers betaal- en Paypalrekening, bewijsstukken met betrekking tot de bitcoin wallet en een transactieoverzicht van de vanuit de bitcoin wallet gedane transacties over de periode van 13 mei 2016 tot en met 25 november 2020. Op 8 december 2020 heeft verzoeker twee verklaringen overgelegd. Vervolgens heeft verweerder bij besluit van 9 december 2020 verzoekers recht op bijstand per 8 december 2020 opgeschort. Daarnaast heeft verweerder verzoeker verzocht om voor 17 december 2020 alsnog de bij brief van 25 november 2020 opgevraagde stukken in te leveren. Op 11 december 2020 heeft verzoeker bankafschriften van de betaal- en spaarrekening, transactieoverzichten van de Paypalrekening en zijn creditcard en verklaringen met betrekking tot de bitcoin wallet, de bijschrijvingen van derden en de Paypalrekening per e-mail verstrekt. Verder heeft op 14, 15, 16 en 17 december 2020 per mail respectievelijk telefonisch contact plaatsgevonden met verzoeker met betrekking tot verzoekers bitcoin account dan wel wallet. Vervolgens heeft verzoeker op 17 december 2020 schriftelijke verklaringen van twee vrienden overgelegd. Naar aanleiding hiervan heeft op 18 en 19 december 2020 per e-mail respectievelijk telefonisch contact plaatsgevonden met verzoeker. Ten slotte heeft verzoeker verweerder per e-mail laten weten BTC Direct verzocht te hebben om zijn account te sluiten. Daarnaast heeft verzoeker twee walletcodes van een van zijn vrienden doorgestuurd. De bevindingen van het rechtmatigheidsonderzoek zijn vastgelegd in een rapportage van 23 december 2020.
4. Bij het bestreden primaire besluit heeft verweerder vervolgens de bijstandsuitkering van verzoeker met ingang van 8 december 2020 ingetrokken. Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat verzoeker niet alle gevraagde gegevens met betrekking tot de bitcoin wallet en de daaruit verrichte transacties heeft verstrekt en het verzuim daardoor niet hersteld heeft.
5. Verzoeker kan zich niet verenigen met het bestreden primaire besluit. Verzoeker betwist dat hij de gevraagde gegevens niet tijdig heeft overgelegd. Verder heeft verzoeker zich altijd bereid getoond om (aanvullende) informatie te verschaffen. Vanwege de angststoornis waar verzoeker aan lijdt kost het hem echter meer tijd en moeite om alle gevraagde gegevens te verzamelen. Verweerder verzoekt (ook) om informatie die hij simpelweg niet kan produceren. Dit kan hem gelet op de omstandigheden van het geval niet verweten worden. Verweerder stelt dat verzoekers vermogen op 31 december 2019 € 6.539,- bedroeg. Op basis van de in het dossier bevindende af- en bijschrijvingen is de juistheid hiervan echter niet vast te stellen. Daarnaast betwist verzoeker dat hij vermogen heeft. Zijn saldo is op dit moment zelfs negatief. Voorts wordt in e-mailcorrespondentie van medewerkers van verweerder erkend dat verweerder geen ervaring heeft met bitcoins. Ook wordt erkend dat betalingen van verzoeker aan BTC Direct wegvallen tegen de door verzoeker ontvangen betalingen van drie vrienden. Het bestreden primaire besluit is dan ook onzorgvuldig tot stand gekomen en onvoldoende gemotiveerd, aldus verzoeker.
6. Allereerst merkt de voorzieningenrechter op dat uit de door verweerder op
21 januari 2021 verstrekte wijzigingsrapportage en brief van 14 januari 2021 volgt dat het bestreden primaire besluit gewijzigd wordt wat betreft de datum met ingang waarvan verzoekers bijstandsuitkering wordt ingetrokken. Volgens verweerder is verzoekers bijstandsuitkering ten onrechte met ingang van 8 december 2020 in plaats van
9 december 2020 ingetrokken en wordt de ten onrechte niet uitbetaalde bijstand nabetaald. Nu het voorgaande een wijziging van het bestreden primaire besluit betreft, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening geacht eveneens gericht te zijn tegen deze wijziging.