ECLI:NL:RBDHA:2021:9062

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juli 2021
Publicatiedatum
18 augustus 2021
Zaaknummer
NL21.9059
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dublinverordening en interstatelijk vertrouwensbeginsel in asielprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 juli 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Syrische nationaliteit hebbende persoon, in beroep ging tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit, genomen op 10 juni 2021, hield in dat de aanvraag van de eiser voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling werd genomen, omdat Spanje verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat verweerder terecht uitging van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit houdt in dat verweerder mag vertrouwen op de zorgvuldigheid van de leeftijdsregistratie in Spanje, ondanks de beweringen van de eiser dat hij minderjarig is en dat er structurele tekortkomingen zijn in de asielprocedure in Spanje.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser geregistreerd staat met een geboortedatum in 1997 en dat hij in eerdere verklaringen heeft aangegeven dat hij deze geboortedatum heeft. De rechtbank oordeelde dat de door de eiser overgelegde documenten, waaronder een afschrift van de individuele civiele registratie uit Syrië, niet voldoende bewijs leveren om aan te tonen dat de geregistreerde geboortedatum onjuist is. De rechtbank concludeert dat het aan de eiser is om aan te tonen dat de Spaanse registratie niet klopt, wat hij niet heeft gedaan. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat als de eiser problemen ondervindt bij het indienen van een asielaanvraag in Spanje, het aan hem is om dit bij de Spaanse autoriteiten te melden.

De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen één week na bekendmaking. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.9059

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser, V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. H.A. Limonard),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C. van der Zijde).

Procesverloop

Bij besluit van 10 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL21.9060, plaatsgevonden op 12 juli 2021. Eiser en zijn gemachtigde zijn met bericht van verhindering niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser staat geregistreerd met de geboortedatum [geboortedag 1] 1997 en de Syrische nationaliteit.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen. Volgens hem is Spanje verantwoordelijk voor de behandeling daarvan [1] . Nederland heeft daarom bij Spanje een verzoek om overname gedaan. Spanje heeft dat verzoek geaccepteerd, waarmee de verantwoordelijkheid van Spanje vaststaat.
Waarom is eiser het niet eens met het bestreden besluit?
3. Eiser voert aan dat verweerder nader onderzoek had moeten doen of sprake is van structurele tekortkomingen voor Dublinterugkeerders in Spanje. Daarnaast is eiser minderjarig en dient verweerder om die reden af te zien van de overdracht van eiser aan Spanje. Eiser heeft ter onderbouwing hiervan een afschrift van de individuele civiele registratie in Syrië overgelegd waarop de geboortedatum 10 februari 2004 staat.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank stelt voorop dat verweerder in Dublinzaken van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan. Dat betekent dat verweerder er als uitgangspunt op mag vertrouwen dat Spanje zich houdt aan zijn verplichtingen uit het Unierecht en mensenrechtenverdragen.
4.1.
Het door eiser aangehaalde AIDA rapport van 3 juni 2021 biedt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten voor de conclusie dat ten aanzien van Spanje niet langer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
Verweerder stelt zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt dat uit het AIDA rapport weliswaar blijkt dat er tekortkomingen zijn, maar niet dat eiser bij terugkeer naar Spanje geen hulp en ondersteuning zal krijgen of dat de asielprocedure en opvangvoorzieningen kampen met structurele tekortkomingen. Anders dan eiser betoogt, ziet de rechtbank in hetgeen is aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder hier zelfstandig onderzoek naar had moeten doen. Verweerder mag ten aanzien van Spanje van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgaan. Als eiser toch problemen ondervindt bij het indienen van een asielaanvraag of bij het verkrijgen van opvang of de behandeling van zijn asielaanvraag wordt onnodig lang aangehouden, dan ligt het op zijn weg om hierover bij de (hogere) Spaanse autoriteiten te klagen.
5. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder verder terecht uitgegaan van de meerderjarigheid van eiser. Eiser staat in Spanje geregistreerd met de geboortedatum
[geboortedag 1] 1997. Gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag verweerder er in beginsel van uitgaan dat de leeftijdsregistratie in Spanje zorgvuldig heeft plaatsgevonden, zodat het aan eiser is om aannemelijk te maken dat de in Spanje geregistreerde geboortedatum onjuist is. [2] De rechtbank overweegt dat eiser daarin niet is geslaagd. Daarbij acht de rechtbank van belang dat eiser pas in beroep heeft aangevoerd dat hij minderjarig is, terwijl hij in het gehoor bij de politie en in het aanmeldgehoor heeft verklaard dat hij is geboren in 1997. [3] Daarnaast heeft hij in het aanmeldgehoor verklaard dat in zijn familieboekje de geboortedatum [geboortedag 2] 1997 staat, maar dat zijn echte geboortedatum [geboortedag 1] 1997 is. [4] Het overgelegde afschrift van de individuele civiele registratie in Syrië, leidt naar het oordeel van de rechtbank niet tot een ander oordeel. Daarover heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat het een kopie betreft en het onduidelijk is op basis van welke gegevens het is opgesteld. Ook is het niet duidelijk hoe eiser aan het document is gekomen. Bovendien is het document niet in overeenstemming met wat eiser zelf in procedure over zijn geboortedatum heeft verklaard.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
mr. F.E.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zie artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Zie onder andere de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van
3.P. 2 van het proces-verbaal van gehoor en p. 3 van het verslag van het aanmeldgehoor.
4.P. 3 van het verslag van het aanmeldgehoor.