ECLI:NL:RBDHA:2021:9017
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Verantwoordelijkheid voor asielaanvraag onder de Dublinverordening: Italië of Griekenland?
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de verantwoordelijkheid voor de asielaanvraag van eiser, een Jemenitische nationaliteit, die in Nederland een asielaanvraag heeft ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië volgens de Dublinverordening verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 18 maart 2021 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht, waarbij hij een Grieks document heeft overgelegd dat zijn verblijf in Griekenland bevestigt.
De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris ten onrechte heeft aangenomen dat Italië verantwoordelijk is, zonder voldoende onderzoek te doen naar de informatie die eiser heeft verstrekt over zijn reisroute. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser via Griekenland naar Italië is gereisd en dat dit niet voldoende is onderzocht door de staatssecretaris. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de uitspraak van de rechtbank. Tevens heeft de rechtbank de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.068,-.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is voor een voorlopige voorziening, aangezien het beroep gegrond is verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in de beoordeling van asielaanvragen en de verantwoordelijkheden onder de Dublinverordening.