ECLI:NL:RBDHA:2021:9015

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 maart 2021
Publicatiedatum
18 augustus 2021
Zaaknummer
NL21.1715
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Congolese vrouw en de beoordeling van Zuid-Afrika als veilig derde land

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 4 maart 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Congolese vrouw. De eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft de zaak behandeld in Amsterdam, waar de eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde, aanwezig was. De rechtbank heeft de uitspraak onmiddellijk na de zitting gedaan.

De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris Zuid-Afrika terecht als een veilig derde land voor de eiseres heeft aangemerkt. De eiseres betoogde dat Zuid-Afrika voor haar geen veilig derde land is, omdat zij daar wel verbleef maar geen band heeft met het land. De rechtbank overwoog dat Zuid-Afrika partij is bij het Vluchtelingenverdrag en dat er een systeem voor het verlenen van asiel bestaat. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris voldoende gemotiveerd had dat de eiseres in Zuid-Afrika overeenkomstig de beginselen van het Vluchtelingenverdrag behandeld zal worden.

De rechtbank verklaarde het beroep van de eiseres ongegrond en stelde vast dat zij, nu zij geen rechtmatig verblijf heeft, Nederland binnen vier weken na het verstrijken van de beroepstermijn moet verlaten. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.1715
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

[V-Nummer]
(gemachtigde: mr. Th.H. Meeuwis),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.R. Th.H. Meeuwis).

Procesverloop

Eiseres heeft een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
Bij besluit van 29 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder deze aanvraag nietontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 4 maart 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk Frans is verschenen W.M. Corsello. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak op de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaard het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Eiseres heeft de Congolese (DRC) nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1982. Verweerder heeft haar aanvraag op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) niet-ontvankelijk verklaard. Verweerder beschouwt Zuid-Afrika als veilig derde land voor eiseres.
2. Eiseres betoogt dat Zuid-Afrika voor haar geen veilig derde land is. Zij heeft daar wel verbleven, maar niet gewoond. Ze heeft in Zuid-Afrika asiel gevraagd, maar die vergunning is niet verleend. Haar werd een tijdelijke vergunning verleend voor de duur van zes maanden. Eiseres heeft ook geen band met Zuid-Afrika. Zij heeft daar eerder tijdelijk verbleven, maar haar echtgenoot heeft niet de Zuid-Afrikaanse nationaliteit. Met haar broers en zus die in Zuid-Afrika wonen, heeft zij geen contact meer. Haar pogingen om twee jongens te adopteren zijn op niets uitgelopen. Verweerder heeft ook geen redenen om aan te nemen dat eiseres wordt toegelaten in Zuid-Afrika. Uit het bestreden besluit blijkt niet dat verweerder de redelijkheidstoets, zoals volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 13 december 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:3378), heeft verricht. Verweerder heeft de aanvraag ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
3.1
De beroepsgronden slagen niet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de aanvraag terecht niet-ontvankelijk verklaard. Aan de in artikel 3.106a van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) vermelde vereisten is voldaan.
3.2
In de eerste plaats heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat, alle relevante feiten en omstandigheden in aanmerking nemend, eiseres in Zuid-Afrika overeenkomstig de in het eerste lid vermelde beginselen zal worden behandeld. Zoals verweerder heeft overwogen, is Zuid-Afrika partij bij het Vluchtelingenverdrag. Verder is Zuid-Afrika sinds 15 januari 1996 ook partij bij de Convention Governing the Specific Aspects op Refugee Problems in Africa. Hieruit kan worden geconcludeerd dat vluchtelingen in Zuid-Afrika in theorie een status hebben, die grotendeels vergelijkbaar is met de vluchtelingenstatus in Nederland, inclusief bescherming tegen refoulement. Ook heeft verweerder verwezen naar het rapport 2016 Country Reports on Human Rights Practices – South Africa van het US State Department, gepubliceerd op 3 maart 2017. Daaruit kan worden opgemaakt dat Zuid-Afrika een gevestigd systeem voor het verlenen van asiel kent, bij wet asielaanvragen in behandeling neemt en in gevallen asiel verleent.
3.3
Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat Zuid-Afrika voor haar persoonlijk geen veilig derde land is. Uit haar verklaringen blijkt dat aan haar een tijdelijke verblijfsvergunning is verleend. Eiseres heeft haar verklaring dat zij geen vergunning voor een langere periode kreeg doordat zij niet betaalde, niet onderbouwd. Dat Zuid-Afrikanen volgens eiseres met regelmaat in opstand komen tegen buitenlanders en hen ervan beschuldigen dat zij het werk en de vrouwen van Zuid-Afrikanen inpikken is, zoals verweerder stelt, niet van zodanige aard zijn dat gesproken kan worden van een risico op vervolging dan wel ernstige schade. Daarnaast is niet gebleken dat de autoriteiten geen bescherming kunnen of willen bieden tegen eventuele vijandigheid van Zuid-Afrikanen tegen eiseres.
3.4
Verder mocht verweerder zich op het standpunt stellen dat eiseres een zodanige band heeft met Zuid-Afrika dat het voor haar redelijk is om naar dat land te gaan. Eiseres heeft daar vanaf 2011 tot en met 2017 verbleven. Dat is op zichzelf voldoende om die band aan te nemen. Ook heeft zij twee broers en één zus die daar wonen en heeft zij verklaard dat zij twee adoptiefzoons heeft. Dat eiseres nu stelt geen contact meer te hebben met haar familie en dat het niet tot een adoptie is gekomen maakt dat, wat daar ook van zij, niet anders.
3.5
Voor wat betreft het gestelde gezinsleven met haar in Nederland wonende echtgenoot heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat aan dat gezinsleven daadwerkelijk invulling wordt gegeven. Verweerder hoefde daarom aan dit huwelijk niet de gevolgtrekking te verbinden dat de band met Nederland sterker is.
3.6
Tot slot overweegt de rechtbank dat verweerder op goede gronden heeft bepaald dat eiseres, nu zij geen rechtmatig verblijf heeft, na het verstrijken van de beroepstermijn Nederland binnen vier weken moet verlaten.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 maart 2021 door mr. A.K. Mireku, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van J.P. Braam, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.