ECLI:NL:RBDHA:2021:9012

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 januari 2021
Publicatiedatum
18 augustus 2021
Zaaknummer
AWB 20/9637
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in het kader van een Chavez-aanvraag met betrekking tot arbeidsmarktaantekening

Op 21 januari 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tussen een verzoekster en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Verzoekster had op 3 december 2020 een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument voor het verblijfsdoel 'familie en gezin'. Op 21 december 2020 plaatste de verweerder een sticker in het paspoort van verzoekster met de arbeidsmarktaantekening 'Arbeid niet toegestaan'. Verzoekster maakte bezwaar tegen deze beslissing en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 21 januari 2021, waar verzoekster en haar gemachtigde aanwezig waren, heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat de verweerder onvoldoende aannemelijk had gemaakt waarom de arbeidsmarktaantekening 'Arbeid niet toegestaan' van toepassing was. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekster spoedeisend belang had bij het treffen van de voorlopige voorziening, omdat zij direct aan de slag wilde bij haar oude werkgever. De voorzieningenrechter heeft de voorlopige voorziening toegewezen, waardoor de verweerder per direct de arbeidsmarktaantekening 'arbeid toegestaan' in het paspoort van verzoekster moest plaatsen.

Daarnaast werd de verweerder opgedragen om het betaalde griffierecht van € 178,- aan verzoekster te vergoeden en werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.068,-. De voorzieningenrechter concludeerde dat de situatie te onduidelijk was voor een definitief oordeel, maar dat het belang van verzoekster om te kunnen werken zwaarder woog dan het algemene belang van de verweerder.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/9637

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

21 januari 2021 in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster

(gemachtigde: mr. V. Sarkisian),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.E.M. van Wingerden).

Procesverloop

Verzoekster heeft op 3 december 2020 een aanvraag tot afgifte van een verblijfsdocument voor het verblijfsdoel ‘familie en gezin’ ingediend. Op 21 december 2020 heeft verweerder in het paspoort van verzoekster een sticker geplaatst met daarop “Verblijfsmarktaantekening Algemeen” met de arbeidsmarktaantekening ‘Arbeid niet toegestaan’.
Verzoekster heeft tegen deze feitelijke handeling bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 21 januari 2021. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde via een videoverbinding (Cisco CMS).
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst de voorlopige voorziening toe in die zin dat verweerder per direct de arbeidsmarktaantekening ‘arbeid toegestaan’ in het paspoort van verzoekster moet plaatsen totdat op het bezwaar is beslist;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 178,- aan verzoekster te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.068,-.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
Wat ging er vooraf?
1.1.
Verzoekster beoogt verblijf bij haar minderjarige Nederlandse dochter en heeft eerder op 15 juni 2018 een aanvraag om toepassing van Chavez-Vilchez ingediend. Deze aanvraag is bij besluit van 10 april 2019 afgewezen, omdat verzoekster in het bezit is van een Spaans verblijfsdocument (met een geldigheidsduur tot 3 mei 2021) voor duurzaam verblijf als familielid van een gemeenschapsonderdaan. Het hiertegen ingediende beroep is bij uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaatjes Haarlem, van 24 december 2019 ongegrond verklaard. [1] Op 17 januari 2020 heeft verzoekster hoger beroep ingediend. Dit loopt nog.
1.2.
Op 24 september 2019 heeft verzoekster opnieuw een aanvraag om toepassing van Chavez-Vilchez ingediend. Deze aanvraag is bij besluit van 10 november 2020 wederom afgewezen, omdat verzoekster niet heeft aangetoond dat haar verblijfsrecht in Spanje is vervallen. Op het beroep hiertegen is nog geen uitspraak gedaan.
1.3.
Aan verzoekster is in de vorige procedures een bewijs van rechtmatig verblijf verleend met de arbeidsmarktaantekening ‘Arbeid is vrij toegestaan en een tewerkstellingsvergunning is niet vereist’. Sinds 18 november 2019 is verzoekster werkzaam voor St. De Zorgcirkel. Haar arbeidscontract liep tot 23 december 2020.
1.4.
Verzoekster heeft op 3 december 2020 een aanvraag tot afgifte van een verblijfsdocument voor het verblijfsdoel ‘familie en gezin (verblijf bij haar Nederlandse minderjarig kind)’ ingediend.
1.5.
Op 21 december 2020 heeft verweerder in het paspoort van verzoekster een sticker geplaatst met daarop “Verblijfsmarktaantekening Algemeen” met de arbeidsmarktaantekening ‘Arbeid niet toegestaan’. Die is volgens verzoekster onjuist.
Oordeel voorzieningenrechter
2.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekster spoedeisend belang heeft bij het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening. Zij kan immers zo aan de slag bij haar oude werkgever, als haar dat door verweerder wordt toegestaan.
2.2.
Verweerder heeft desgevraagd op de zitting onvoldoende aannemelijk gemaakt waarom de huidige sticker met daarop de arbeidsmarktaantekening ‘Arbeid niet toegestaan’ in het geval van verzoekster de juiste is. Verweerder heeft in de eerdere Chavez-procedures verzoekster tegengeworpen dat zij een Spaans verblijfsrecht heeft. Dat verzoekster inmiddels haar Spaans verblijfsdocument heeft ingeleverd, hoeft niet uit te maken voor dat verblijfsrecht. Dat zou betekenen dat verzoekster in beginsel verblijfsrecht heeft als Unieburger en (een verblijfsaantekening krijgt waarmee zij) mag werken. Het is voor de voorzieningenrechter desgevraagd onduidelijk gebleven waarom zij dan toch deze verblijfsaantekening heeft gekregen. Volgens paragraaf B7 van Werkinstructie 2020/6 waar verweerder naar heeft verwezen, is die verblijfsaantekening immers van toepassing bij een eerste aanvraag zonder machtiging tot voorlopig verblijf (mvv), terwijl de vreemdeling wel mvv-plichtig is. Een Unieburger is in principe niet mvv-plichtig. Ook de verwijzing van verweerder naar de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 18 januari 2012 [2] baat hem niet. Dat betrof langdurig ingezetenen en verweerder heeft onvoldoende duidelijk uiteengezet dat die uitspraak toch van toepassing is op de zaak van verzoekster.
2.3.
Op dit moment is de situatie te onduidelijk voor de voorzieningenrechter om een rechtmatigheidsoordeel te geven. Niet duidelijk is wat voor soort verblijfsrecht verzoekster volgens verweerder heeft en niet duidelijk is wat de gevolgen daarvan zijn voor haar verblijfsaantekening. Verweerder zal dit in bezwaar nader moeten onderzoeken en beter moeten motiveren. De voorzieningenrechter ziet dan ook aanleiding om zich bij haar oordeel te beperken tot een belangenafweging. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter weegt bij deze stand van zaken het belang van verzoekster om direct – zoals op de zitting nader is toegelicht – weer aan het werk te kunnen in de zorg te prevaleren boven het algemene belang van verweerder.
3. Omdat het verzoek wordt toegewezen, ziet de voorzieningenrechter aanleiding te bepalen dat verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht vergoedt.
4. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1).
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.K. Mireku, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L.A. Super, griffier, op 21 januari 2021.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 24 december 2019, zaaknummers AWB 19/3526 en AWB 19/3569.